2HV Formatieve toets H3 + gramm H3

Voca H3

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voca H3

Slide 1 - Slide

le centre commercial
A
het winkelcentrum
B
het centrum
C
de winkel
D
de commerciële zender

Slide 2 - Quiz

moche
A
niet slecht
B
prachtig
C
zacht
D
lelijk

Slide 3 - Quiz

célèbre
A
cool
B
beroemd
C
vriendelijk
D
rijk

Slide 4 - Quiz

de jongeren
A
les adultes
B
les enfants
C
les ados
D
les copains

Slide 5 - Quiz

plusieurs
A
weinig
B
meerdere
C
nogal
D
veel

Slide 6 - Quiz

ensemble
A
alleen
B
apart
C
samen
D
iedereen

Slide 7 - Quiz

Il porte toujours des vêtements d'une ___ (merk) chère
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

Slide 8 - Open question

___ (het hangt ervan af) du prix, si je vais payer cette jolie robe.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

Slide 9 - Open question

Il préfère ___ (gebruiken) son vieux jean quand il joue au foot avec ses copains.
Vertaal het woord tussen haakjes in het Frans

Slide 10 - Open question

In de volgende dia zie je een sleepvraag. 
Maak combinaties. Succes!

Slide 11 - Slide

Tekst
moche
porter 
seul(e)
Le mec
ne... rien
acheter
beau, belle
ensemble
tout 
gagner
la fille
essayer

Slide 12 - Drag question

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Slide

Kies uit de juiste vormen: deze, die, dit, dat
Ce, cet, cette, ces

Slide 14 - Slide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 15 - Drag question


C'est une petite fille
A
Cet petite fille
B
Ce petite fille
C
Ces petite fille
D
Cette petite fille

Slide 16 - Quiz


C'est une idée
A
Cet idée
B
Ce idée
C
Ces idée
D
Cette idée

Slide 17 - Quiz


Ce sont des chambres noires
A
Ces chambres noires
B
Cette chambres noires
C
Ce chambres noires
D
Cet chambres noires

Slide 18 - Quiz

1 On va à cet appartement

2 J'aime ces chansons pop (vmv). 

3 On adore ce pull rouge.

4 On porte cet short de bains.

5 Ici, on a ces baskets Nike!

6 Voilà, cette magasin de  sport. 

7 Il porte cet chemise blanche. 
Kijk naar de vorm van het aanwijzend vnw : Is de zin goed of fout? Sleep de ster achter de zin naar het goede vak.

Slide 19 - Drag question

Pouvoir en Vouloir

Slide 20 - Slide

Let op!
Pouvoir = kunnen, mogen
Vouloir = willen.

Onthoud dit goed!!

Slide 21 - Slide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 22 - Drag question

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden zie je de 'ou'
pouvons + pouvez
voulons + voulez
A
Nous en Tu
B
Nous en Vous
C
Vous en Ils
D
Nous en Ils

Slide 23 - Quiz

Noteer alleen de juiste vorm. Eindig niet met een punt.
Nous______ (willen)

Slide 24 - Open question

Noteer alleen de juiste vorm. Eindig niet met een punt.
Ils______ (mogen)

Slide 25 - Open question

Noteer alleen de juiste vorm. Eindig niet met een punt.
Je______ (willen)

Slide 26 - Open question

Noteer alleen de juiste vorm. Eindig niet met een punt.
Paul et Lara______ (kunnen)

Slide 27 - Open question


Ta copine ________ (wil)

Slide 28 - Open question


je _____ (mag)

Slide 29 - Open question


les garçons _____ (willen)

Slide 30 - Open question


Alexandre et moi, nous ______(mogen)

Slide 31 - Open question

Getallen

Slide 32 - Slide

Herhaling! 
Lees goed.

Slide 33 - Slide

571

Slide 34 - Open question

2936

Slide 35 - Open question

400

Slide 36 - Open question

Fini!

Slide 37 - Slide