Weer en klimaat lesplan

Weer en klimaat
Projectverslag greenhouse 4x
Proefwerk 6x
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Weer en klimaat
Projectverslag greenhouse 4x
Proefwerk 6x

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 1
Weer en klimaat

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt het verschil tussen het weer en het klimaat uitleggen.
  2. Je kunt uitleggen wat een parameter is.
  3. Je kunt benoemen wat fysische eigenschappen zijn.
  4. Je kunt vijf verschillende soorten klimaten benoemen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lezen paragraaf 
Iemand begint met lezen, de volgende gaat verder waar hij/zij gebleven is. Goed opletten!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten 1 t/m 4
Maak de opdrachten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Parameters
Het weer en het klimaat worden beïnvloed door verschillende dingen. Deze "dingen" noemen wij parameters. Een parameter is een meetbare eigenschap waarmee je kunt bepalen hoe de situatie is.

Je kent van aardrijkskunde al verschillende geografische parameters zoals reliëf (hoge bergen/aan zee) en de plek (noordpool/evenaar). 
In deze module focussen wij op fysische parameters (bijv. bodemtextuur, deeltjesgrootte, dichtheid, neerslag en samenstelling van de atmosfeer)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Het weer en klimaat
Het weer is de temperatuur, hoeveelheid neerslag en wind op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Dit verandert continue. 

Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere tijd (30/40 jaar).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Soorten klimaten
  • Tropisch klimaat: warm en vochtig. In een tropisch klimaat is het het hele jaar door warm.
  • Woestijnklimaat: zeer weinig regen, zowel warm als koud.
  • Zeeklimaat: niet te warm en niet te koud, niet te droog en niet te vochtig. 
  • Landklimaat: zeer uitgesproken seizoenen, zomers kort en warm, winters lang en koud. 
  • Poolklimaat: koud en droog.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 2
Het weer

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt de drie verschillende soorten regen benoemen. 
  2. Je kunt de vier verschillende soorten wolken benoemen en tekenen.
  3. Je kunt de eenheid Pascal (Pa) omrekenen naar Bar en omgekeerd.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Faseovergangen (herhaling)
Stollen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur en warmte (herhaling)
Temperatuur is een maat voor de gemiddelde bewegingsenergie van deeltjes. Warmte is de overgedragen energie van iets met een hoge temperatuur naar iets met een lagere temperatuur. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Het weer
Fysische en geografische parameters zijn vaak met elkaar verbonden en hebben invloed op elkaar = complex systeem. 

Het weer wordt bepaald door:
  • De temperatuur
  • De neerslag
  • Wolken
  • Luchtdruk

Slide 13 - Slide

Fysisch = temperatuur op berg
Geografisch = hoogte op berg
Regen
  • Convectie regen: Warme lucht koelt af als het opstijgt, condenseert en wanneer er genoeg gecondenseerde druppels zijn valt er regen.  
  • Frontale regen: Twee verschillende luchtstromen (verschillende temperatuur en vochtigheid) ontmoeten. Als een warme lucht massa opstijgt boven een koude lucht massa, koelt de warme lucht af en condenseert de waterdamp, wat leidt tot het ontstaan van regen.
  • Orografische regen: Orografische regen ontstaat wanneer vochtige lucht tegen een berg of een heuvelketen wordt gedwongen om op te stijgen. Lucht stijgt, koelt af en condenseert, waardoor regen ontstaat.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wolken

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wolken
Cumulus: Deze wolken hebben een bolvormige, pluizige uitstraling en worden vaak gezien met mooi weer.
Stratus: Deze wolken hebben een vlakke en gelijkmatige laag, meestal in de vorm van een deken. Ze kunnen grijs of wit zijn en kunnen lichte regen of motregen produceren.
Cirrus: Deze wolken bestaan uit ijskristallen en hebben een vezelige, verenachtige uitstraling hoog in de atmosfeer.
Cumulonimbus: Dit zijn krachtige en verticaal uitgestrekte wolken die zich kunnen ontwikkelen tot onweersbuien met bliksem, donder, en zware regenval.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Luchtdruk

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Opdrachten 5 t/m 12
af voor volgende les

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 3
Luchtsamenstelling, smog en fijnstof

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
5. Koud bestaat officieel niet in de wetenschap iets is alleen maar warm of warmer waarbij warmte altijd gaat van de stof die warmer is naar de stof die minder warm is.
8. De Cumulonimbus: je wilt geen onweer hebben.
9. Een voetbalveld is ongeveer 105 bij 68 meter. Omgerekend naar dm is dit 1050 en 680 dm, 10 mm=0,1 dm. 1050×680 × 0,1 dm = 71.400 dm3/L.
10. 4,5 bar is 450.000 Pa
11. Warme lucht heeft een lagere dichtheid dan “koude” lucht en zal daarom opstijgen.
12. 1015,5 hPa dit komt overeen met 1,0155 Bar


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Regen
  • Convectie regen: Warme lucht koelt af als het opstijgt, condenseert en wanneer er genoeg gecondenseerde druppels zijn valt er regen.  
  • Frontale regen: Twee verschillende luchtstromen (verschillende temperatuur en vochtigheid) ontmoeten. Als een warme lucht massa opstijgt boven een koude lucht massa, koelt de warme lucht af en condenseert de waterdamp, wat leidt tot het ontstaan van regen.
  • Orografische regen: Orografische regen ontstaat wanneer vochtige lucht tegen een berg of een heuvelketen wordt gedwongen om op te stijgen. Lucht stijgt, koelt af en condenseert, waardoor regen ontstaat.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wolken

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wolken
Cumulus: Deze wolken hebben een bolvormige, pluizige uitstraling en worden vaak gezien met mooi weer.
Stratus: Deze wolken hebben een vlakke en gelijkmatige laag, meestal in de vorm van een deken. Ze kunnen grijs of wit zijn en kunnen lichte regen of motregen produceren.
Cirrus: Deze wolken bestaan uit ijskristallen en hebben een vezelige, verenachtige uitstraling hoog in de atmosfeer.
Cumulonimbus: Dit zijn krachtige en verticaal uitgestrekte wolken die zich kunnen ontwikkelen tot onweersbuien met bliksem, donder, en zware regenval.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven uit welke gassen de lucht is samengesteld.
  2. Je kunt aangeven wat het verschil is tussen smog en fijnstof.
  3. Je kunt aangeven hoe de atmosfeer is opgebouwd. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Samenstelling atmosfeer
  • 78% Stikstofgas (N2)
  • 21% Zuurstofgas (O2)
  • 1%: Argon (Ar), koolstofdioxide (CO2), waterdamp (H2O), neon (Ne), helium (He), methaan (CH4) en Ozon (O3).

Slide 25 - Slide

Percentages en molecuulformules niet leren, wel inzien wat is grootste gedeelte en wat kleinste. 
Dikgedrukte leren (anders te veel)
Opbouw atmosfeer
  • Troposfeer:  10 km hoog. Alle weersverschijnselen. 
  • Stratosfeer: Van 10 tot 50 km hoog. Bevat de ozonlaag.
  • Mesosfeer: Van 50 tot 85 km hoog. 
  • Thermosfeer: Van 80 tot 500 km hoog. Deeltjes absorberen veel hitte.
  • Exosfeer: van 500 km tot 10.000 km hoog. Heel weinig deeltjes

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Ozonlaag
De ozonlaag houdt een groot gedeelte van de gevaarlijke uv-straling van de zon tegen door de uv-straling te absorberen en om te zetten in warmte. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Smog
  • Luchtsoort smog: Verontreinigende stoffen (zoals O3 of NO2) uit industrie reageren met mist. Hierdoor ontstaat een soort schadelijke cocktail aan mist die de zichtbaarheid vermindert en schadelijk is voor de gezondheid. 
  • Fotochemische smog: Ontstaat door een chemische reactie tussen schadelijke gassen onder invloed van zonlicht. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Fijnstof
Kleine deeltjes die in de lucht zweven. We kijken naar twee groottes fijnstof:
  • PM2.5: Deeltjes met een diameter van 2,5 micrometer (1/1000e mm). Zo klein dat de in de longen en de bloedbaan kunnen komen.
  • PM10.0: Deeltjes met een diameter van 2,5 tot 10 micrometer. Ze kunnen wel in de longen terecht komen maar niet in het bloed. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Filmpje

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Opdracht 13 t/m 18 
af voor volgende les

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4
Het versterkt broeikaseffect

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
13. Zie afbeelding. 
14. 10 km komt dan overeen met 2 cm dus 10.000 km
 komt dan overeen met 2000 cm (= 20 meter).
15.

 Temperatuur neemt af

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
16.  2,5 µm = 0,0025 mm
         10 µm = 0,000010 m
17. Bijvoorbeeld onder viaducten en bij het spoor. Hier veel wegen in de buurt, evenals industrie (Forbo). 
18.  Dit betekent dat je beter geen hout kunt stoken om de overlast voor de buren te voorkomen en zorgt ervoor dat er een goede luchtkwaliteit blijft. Vaak is er een negatief stookadvies als er geen of nauwelijks wind staat of dat het mistig is.




Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt gebruik maken van een hand-out om informatie op te zoeken. 
  2. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen het broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect.
  3. Je kunt uitleggen welke impact een hoge CO2 uitstoot heeft voor het Nederlandse klimaatvolgens het KNMI. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Maken
Opdrachten 19 t/m 27

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten
4!

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten
7 & 9!

Slide 39 - Slide

This item has no instructions