Wat weet je over de staatsinrichting van Nederland?
1 / 23
next
Slide 1: Mind map
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat weet je over de staatsinrichting van Nederland?
Slide 1 - Mind map
Wat weet je van de grondwet van 1848?
Slide 2 - Mind map
Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie
C
Dictatuur
D
Constitutionele republiek
Slide 3 - Quiz
Land met democratisch gekozen volksvertegenwoordiging is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie
C
Republiek
D
Koninkrijk
Slide 4 - Quiz
De macht van de koning in Nederland wordt beperkt door:
A
het gegeven dat hij niet mag stemmen
B
de ministeriële verantwoordelijkheid
C
een combinatie van deze antwoorden
D
de onschendbaarheid
Slide 5 - Quiz
Onschendbaarheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning
Slide 6 - Quiz
Orden onderstaande grondrechten.
Klassieke grondrechten
sociale grondrechten
Vrijheid van meningsuiting
Recht op werk
recht op gelijke behandeling
recht op veilig bestaan
recht op gezondheidszorg
godsdienstvrijheid
Slide 7 - Drag question
In welk jaar schreef Thorbecke de grondwet?
A
1748
B
1784
C
1848
D
1884
Slide 8 - Quiz
Wie mocht er na 1848 de leden van de Tweede kamer kiezen?
A
Alle inwoners van Nederland
B
Alle mannelijke inwoners van Nederland
C
Alle inwoners van Nederland die voldoende belasting betaalden.
D
De Provinciale Staten
Slide 9 - Quiz
Hoe komt het dat tussen 1850-1900 vooral liberalen in het parlement zitten?
A
districtenstelsel
B
censuskiesrecht
C
censuur
D
parlementaire democratie
Slide 10 - Quiz
Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering waren de volgende stappen belangrijk:
Wat is de juiste volgorde van stappen in deze verandering, van vroeger naar later? Sleep de nummers naar de juiste plek in de onderstaande zin.
Luxemburgse kwestie →
→
→
→
nieuwe politieke verhouding
Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in.
1
Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak van de Luxemburgse kwestie.
2
De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af.
3
Slide 11 - Drag question
Wat is het Caoutchouc-artikel?
Slide 12 - Open question
Mijn kiezers worden ook wel 'kleine luyden' genoemd
A
Troelstra
B
Thorbecke
C
Schaepman
D
Kuyper
Slide 13 - Quiz
Welke politieke stroming streefde naar een oplossing van de schoolstrijd?
A
Communisten
B
Liberalen
C
Socialisten
D
Confessionelen
Slide 14 - Quiz
Troelstra
Censuskiesrecht
Kleine Luyden
RKSP
Schaepman
Algemeen kiesrecht
Arbeiders
ARP
Thorbecke
mannen
kiesrecht
rijke burgers
SDAP
Liberalen
Socialisten
Protestanten
Katholieken
Slide 15 - Drag question
Voor welke groep kinderen betekende de invoering van de kinderwet dat ze in 1874 ineens niet meer hoefden te werken?
A
Voor alle kinderen die vóór de invoering van de leerplicht nog wel werkten.
B
Voor de kinderen boven de 12 die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.
C
Voor de kinderen tot 12 jaar die thuis of op het land werkten.
D
Voor de kinderen tot 12 jaar die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.
Slide 16 - Quiz
Johan Thorbecke
Abraham Kuyper
Herman Schaepman
Pieter Jelles Troelstra
Slide 17 - Drag question
5. Welke zin is een oorzaak van de verstedelijking in de 19e eeuw?
A
Door de komst van machine verliezen veel mensen hun werk
B
De sociale kwestie ontstaat
C
Er zijn veel besmettelijke ziektes
D
Veel mensen zoeken werk in de steden
Slide 18 - Quiz
Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.
1 De ergste missstanden verdwijnen 2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie. 3 Er komen sociale wetten 4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.
Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:
A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1
Slide 19 - Quiz
Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Wie stemt?
Kern
Vrijheid
Rijken
Geloof
Gelovigen
Gelijkheid
Arbeiders
Slide 20 - Drag question
Door de verzuiling werd de samenleving opgedeeld in aparte groepen.