Na Klar Kap 3 les 2

Regels online lessen
1. Iedereen is op tijd online in teams aanwezig.
2. Iedereen dempt zichzelf. Zodra ik je naam noem, haal je hem van dempen af en antwoord je. Indien je niet reageert = absent.
3. Opdrachten worden gemaakt in de online omgeving van Na Klar.
4. De stof uit de online periode, wordt niet nogmaals behandeld als we weer fysiek naar school gaan. Dus tip: houd je maak-/leerwerk bij en geef direct aan als dingen onduidelijk zijn.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Regels online lessen
1. Iedereen is op tijd online in teams aanwezig.
2. Iedereen dempt zichzelf. Zodra ik je naam noem, haal je hem van dempen af en antwoord je. Indien je niet reageert = absent.
3. Opdrachten worden gemaakt in de online omgeving van Na Klar.
4. De stof uit de online periode, wordt niet nogmaals behandeld als we weer fysiek naar school gaan. Dus tip: houd je maak-/leerwerk bij en geef direct aan als dingen onduidelijk zijn.

Slide 1 - Slide

Les 2
Lernziel
Je kan sterke werkwoorden vervoegen in het Duits

Inhalt:
Herhaling lernbox 1
Grammatica-uitleg (maak aantekeningen in schrift)
Zelfstandig opdrachten maken
Evaluatie via Lessonup





Slide 2 - Slide

Vertaal: genau
A
exact
B
precies
C
opwindend
D
opvallend

Slide 3 - Quiz

Vertaal: aufregend

Slide 4 - Open question

Vertaal: müde

Slide 5 - Open question

Grammatica-uitleg
Schrijf mee in je aantekeningenschrift. 
- uitleg in Nederlands sterke werkwoorden
- uitleg in het Duits
- enkele quizvragen
- zelfstandig werken in Na Klar
- herhaling/evaluatie


Slide 6 - Slide

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord
in het Nederlands

Slide 7 - Mind map

Sterke werkwoorden kenmerken
1. Sterke werkwoorden in het Nederlands, zijn ook sterk in het Duits.
2. Het voltooid deelwoord eindigt op een -n of -en.


Slide 8 - Slide

Sterke werkwoorden
1. Bij sterke werkwoorden met een a/au in de stam, verandert de a in een ä/äu bij de du/er/sie/es-vorm
2. Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam verandert de e bij de du/er/sie/es-vorm in een i
3. Bij sterke werkwoorden met een lange e-klank in de stam verandert de e bij de du/er/sie/es-vorm in een ie
TB S140 de lijst met alle sterke werkwoorden (leerwerk!)

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
1. lopen - liep - gelopen          = laufen - lief - gelaufen / du läufst
2. laten - liet - gelaten             = lassen - lies - gelassen / du lässt
3. lezen - las - gelezen            = lesen - las -gelesen / du liest
4. helpen - hielp - geholpen = helfen - half - geholfen / du hilfst 

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen
geben en nehmen = lange -e, maar veranderen in een -i:
  es gibt / du nimmst
gehen en stehen = lange e, maar veranderen niet in een -ie:
  du gehst / er steht

Slide 11 - Slide

Sterk werkwoorden rijtjes
                    sehen             sprechen           fahren
ich              sehe               spreche              fahre
du               siehst            sprichst              fährst
er/sie/es  sieht               spricht                fährt
wir              sehen             sprechen          fahren
ihr               seht                sprecht              fahrt
sie/Sie      sehen            sprechen           fahren

Slide 12 - Slide

Vul aan:
sehen - er ....
A
sehst
B
seht
C
sieht
D
siehst

Slide 13 - Quiz

Vul aan:
fallen - du
A
fallt
B
fällt
C
fällst
D
fallst

Slide 14 - Quiz

Vul aan:
nehmen - ihr
A
nimmt
B
nehmt
C
nimmst
D
nehmst

Slide 15 - Quiz

Vul aan:
geben - es ....
A
gebt
B
gibt
C
gebe
D
gibst

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken (10 minuten)
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online opdrachten 7 t/m 9 (paragraaf 1) + 18 + 19 (paragraaf 2). 
Opdr 7: herhaling grammatica sterk werkwoord met -a in stam
Opdr 8+9: toepassen sterk werkwoord met -a in stam
Opdr 18+19: toepassen sterk werkwoord met -e in stam
Klaar? 10A +11

Slide 17 - Slide

Sterke Werkwoorden met een lange -e in stam veranderen altijd in een -ie bij de du/er/sie/es-vorm.
A
Ja
B
Nee, in een -i
C
Meestel, maar niet bij gehen, stehen, nehmen en geben
D
nooit

Slide 18 - Quiz

Vul aan:
laufen - er ....
A
lauft
B
läufst
C
laufst
D
läuft

Slide 19 - Quiz

Vul aan:
essen - ihr ....
A
isst
B
esst
C
ist
D
est

Slide 20 - Quiz

De sterke werkwoorden ga ik als volgt leren:

Slide 21 - Open question

Een les op deze manier vind ik....

Slide 22 - Open question

Hausaufgaben
1. afmaken opdr 7 t/m 9 + 18 + 19in Online Na Klar omgeving
2. leren: lernbox 1 + Grammatik A+B + werkwoorden beginnen-geven (TB S140)

Slide 23 - Slide