Na Klar Kap 4 les 20

Les 20
Inhalt

herhaling werkwoorden voor SO volgende week:
* sterke werkwoorden
* modale werkwoorden











1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Les 20
Inhalt

herhaling werkwoorden voor SO volgende week:
* sterke werkwoorden
* modale werkwoorden











Slide 1 - Slide

Planning tot toetsweek
Word-document in magister geplaatst bij les van vandaag (onder voorbehoud van wijzigingen).
Belangrijke data:
Week 20 (17 t/m 23 mei) SO deel 2 
Week 21 (24 t/m 30 mei) inhalen gemiste SO's + inleveren samenvatting boekje
Week 22/23 SE boekje --> exacte datum volgt nog
Week 23 (7 t/m 13 juni) kijk-/luistertoets



Slide 2 - Slide

SO volgende week
* Kap 3 lernbox 1, 2, 6
* Grammatica: werkwoorden (sterk, zwak, modaal, haben, sein, werden) (te vinden in: Kap 3 Gram A+B+E+F en Kap 4 Gram C+D + TB S 140)
(TEKSTBOEK WEL MEENEMEN + Sonst bist du Dran)

Degene die thuis zitten lezen en vatten het boekje Sonst bist du dran samen!

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden kenmerken
1. Sterke werkwoorden in het Nederlands, zijn ook sterk in het Duits.
2. Het voltooid deelwoord eindigt op een -n of -en.


Slide 4 - Slide

Sterke werkwoorden
1. Bij sterke werkwoorden met een a/au in de stam, verandert de a in een ä/äu bij de du/er/sie/es-vorm
2. Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam verandert de e bij de du/er/sie/es-vorm in een i
3. Bij sterke werkwoorden met een lange e-klank in de stam verandert de e bij de du/er/sie/es-vorm in een ie
TB S140 de lijst met alle sterke werkwoorden (leerwerk!)

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
1. lopen - liep - gelopen          = laufen - lief - gelaufen / du läufst
2. laten - liet - gelaten             = lassen - lies - gelassen / du lässt
3. lezen - las - gelezen            = lesen - las -gelesen / du liest
4. helpen - hielp - geholpen = helfen - half - geholfen / du hilfst 

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
geben en nehmen = lange -e, maar veranderen in een -i:
  es gibt / du nimmst
gehen en stehen = lange e, maar veranderen niet in een -ie:
  du gehst / er steht

Slide 7 - Slide

Sterk werkwoorden rijtjes
                    sehen             sprechen           fahren
ich              sehe               spreche              fahre
du               siehst            sprichst              fährst
er/sie/es  sieht               spricht                fährt
wir              sehen             sprechen          fahren
ihr               seht                sprecht              fahrt
sie/Sie      sehen            sprechen           fahren

Slide 8 - Slide

Vul aan:
sehen - er ....
A
sehst
B
seht
C
sieht
D
siehst

Slide 9 - Quiz

Vul aan:
fallen - du
A
fallt
B
fällt
C
fällst
D
fallst

Slide 10 - Quiz

Vul aan:
nehmen - ihr
A
nimmt
B
nehmt
C
nimmst
D
nehmst

Slide 11 - Quiz

Vul aan:
geben - es ....
A
gebt
B
gibt
C
gebe
D
gibst

Slide 12 - Quiz

Vervoegen Modalverben
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2. enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3. de tweede letter in de enkelvoud verandert , behalve bij sollen

Slide 13 - Slide

Vervoeg dürfen:
Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 14 - Quiz

Vervoeg müssen:
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 15 - Quiz

Vervoeg
(wissen) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 16 - Open question

Vervoeg:
(mögen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 17 - Open question

Zelfstandig werken 
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de opdrachten  7 t/m 9 (AB S 49-50/ online 3.1); 18 + 19 (AB S 52 / online 3.2); 42 t/m 44 (AB S81-82 / online 4.4). Je maakt uit elk onderdeel in ieder geval 1 opdracht, morgen kijken we een paar opgaven na.
Opdr 7: herhaling theorie grammatica sterk werkwoord met -a in stam
Opdr 8+9: toepassen sterk werkwoord met -a in stam
Opdr 18+19: toepassen sterk werkwoord met -e in stam
Opdr 42 t/m 44: modale werkwoorden


Slide 18 - Slide

Hausaufgaben
LerenKap 3 lernbox 1, 2, 6 + Grammatica: werkwoorden (sterk, zwak, modaal, haben, sein, werden) (te vinden in: Kap 3 Gram A+B+E+F en Kap 4 Gram C+D + TB S 140)
Maken7 t/m 9 (AB S 49-50/ online 3.1); 18 + 19 (AB S 52 / online 3.2); 42 t/m 44 (AB S81-82 / online 4.4). Je maakt uit elk onderdeel in ieder geval 1 opdracht, morgen kijken we een paar opgaven na.
Lezen + samenvatten: Sonst bist du Dran

Slide 19 - Slide