present simple

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today
- lezen in gangsta granny
- korte herhaling
- grammar: present simple
- zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Ken je alle onderwerpen nog?
overleg samen met je buurman/buurvrouw en schrijf ze op.

Hint: I, you....
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Present simple
I have breakfast everyday.
We eat fries every sunday.
it plays with the toys.


Slide 4 - Slide

present simple
Regel: Schrijf het onderwerp + hele werkwoord op

I work
you work
we wok
they work

Slide 5 - Slide

wat valt je op?
He works every Sunday.
She talks with her teacher every week.
It plays with a toy.

Slide 6 - Slide

The Present Simple
Wanneer gebruikt je de "present simple"?

We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- Feiten
De luipaard rent erg snel.
- gewoontes (altijd, vaak, soms, nooit) 
Harry speelt elke woensdag voetbal.

Slide 7 - Slide

Hoe maak je zin 
de Present Simple?
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink
SHIT-regel!
Bij he/she/it schrijf je een s achter het werkwoord 

Slide 8 - Slide

spellingsregels bij he/she/it
- eindigt een werkwoord op s/sh/ch/o?   werkwoord +es
watches / goes 
- werkwoord eindigt op -y? - y vervangen door -ies
party - parties / try - tries

LET OP:  als er 'a,e,i,o of u voor de -y staat voeg je s toe
buy - buys

Slide 9 - Slide

Present Simple

They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 10 - Quiz

Present Simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 11 - Quiz

Present Simple

It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 12 - Quiz

(walk) present simple
He ....... in the park.

Slide 13 - Open question

(teach) present simple
She ..... English.

Slide 14 - Open question

(dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 15 - Open question

(kiss) present simple
She ..... her boyfriend.

Slide 16 - Open question

Let's work!

student's book: p.32 exercise 3
Workbook:p.26 exercise 1
LET OP! my brother = he

Slide 17 - Slide

Wat zijn de vormen van to be?

Slide 18 - Open question

Wat is de vertaling van:

Jij bent
A
You is
B
She is
C
You are
D
We are

Slide 19 - Quiz