1.3 Zuivere stoffen en mengsels

1.3 Zuivere stoffen en mengsels
NaSk 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.3 Zuivere stoffen en mengsels
NaSk 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van deze les
  • Goed het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel kunnen uitleggen.
  • Aan de hand van een stoldiagram of smeltdiagram kunnen herkennen of je te maken hebt met een zuivere stof of mengsel.

Slide 2 - Slide

Een smeltdiagram

Slide 3 - Slide

Een stoldiagram

Slide 4 - Slide

Een stoldiagram

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Aan de slag!

1) Lees 1.3 Scheikunde (p. 16-18 van je handboek)

opdr. 41 t/m 50

2) Maak 1.3 Scheikunde in je werkboek of online NOVA NASK2.

    De Klascode is; 641872

3) Vragen van LessonUp

De 1e 10 minuten werken we in stilte, daarna mag je overleggen met je buurman of buurvrouw over de opdrachten die je moeilijk vindt.


Huiswerk voor de volgende les:

Afmaken 1.3 van NASK2



timer
10:00

Slide 7 - Slide

Vragen van LessonUp

Nu mag jij je mobiel erbij pakken.

Beantwoord de volgende vragen zo snel mogelijk.

Per vraag heb je maximaal 10 seconden de tijd.

Slide 8 - Slide

Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee

Slide 9 - Quiz

Een zuivere stof heeft een
A
kookpunt
B
Kooktraject

Slide 10 - Quiz

Een zuivere stof is
A
Een stof die uit 1 molecuul bestaat
B
Een stof die uit meer moleculen bestaat
C
Een

Slide 11 - Quiz

Zuivere stof of mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 12 - Quiz

Mengsel of
zuivere stof?
A
mengsel
B
zuivere stof
C
niet te zeggen

Slide 13 - Quiz

Zuivere stof of mengsel?
A
a: mengsel b: zuivere stof c: mengsel
B
a: zuivere stof b: zuivere stof c: mengsel
C
a: mengsel b: mengsel c: mengsel
D
a: zuivere stof b: zuivere stof c: zuivere stof

Slide 14 - Quiz

Welke is een zuivere stof?
A
Links + rechts
B
Midden
C
Enkel links
D
Links + midden

Slide 15 - Quiz

Faseveranderingen 1 en 4 zijn
A
verdampen en stollen
B
condenseren en vervluchtigen
C
stollen en sublimeren
D
condenseren en stollen

Slide 16 - Quiz

Faseveranderingen 3 en 6 zijn
A
stollen en rijpen
B
smelten en (vervluchtigen) sublimeren
C
rijpen en verdampen
D
condenseren en stollen

Slide 17 - Quiz

Welke fase heeft regen?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 18 - Quiz

Hoe heet de fasenovergang van vast naar gas?
A
smelten
B
stollen
C
rijpen
D
sublimeren

Slide 19 - Quiz

Een faseovergang is wanneer een stof van de ene fase naar de andere fase gaat dmv afkoelen of verwarmen
A
Juist
B
Onjuist
C
geen idee

Slide 20 - Quiz

Wat is de definitie van een mengsel? Een mengsel...
A
bestaat uit een soort moleculen.
B
bestaat uit meerdere soorten moleculen.
C
bestaat uit meerdere moleculen.
D
bestaat uit meerdere soorten atomen

Slide 21 - Quiz

Een mengsel heeft een
A
smelttraject
B
smeltpunt

Slide 22 - Quiz