HA - week 12 - Spelling H4 - meervouden op een -s - + werkwoorden les 3

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 2 - Slide

- Stillezen
- Spelling H4 - meervouden op -s - Afsluiten
- kort aan de slag
- Spelling ww H3 - sterke ww verleden tijd. 

Doel:
- Je kunt van zelfstandig naamwoorden het meervoud goed schrijven, als dit meervoud op -en  en op een -s is. 
- Je kunt van sterke werkwoorden de persoonsvorm in de verleden tijd correct schrijven. 

Wat gaan we doen vandaag:

Slide 3 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Wat is het allerbelangrijkste bij het maken van meervouden? (zowel op -en als op -s)


Meervoud 
De uitspraak!
die moet hetzelfde blijven

Slide 5 - Slide

Soms moet je iets toevoegen/weghalen of veranderen om het meervoud te maken:
huis = huizen
kip = kippen
boom = bomen

Letters toevoegen of weghalen heeft met de klank te maken. 
Als er maar 1 medeklinker in het meervoud staat - blijft de klank lang.
Meervoud (herhaling -en)

Slide 6 - Slide

Pindaaaaaa = pinda's             Autoooooo= auto's

Let op, niet alle -s-en moeten met een ' :
- Race = races (die e is niet lang)
- Bezem =bezems (een medeklinker is nooit lang)
- Café = cafés (het streepje op de é maakt hem al lang, dat hoef je niet twee keer aan te geven)
- Etui = etuis (De ui is al een klank die niet kan veranderen, bij dubbele klinkers mag de s er altijd aan vast)
Meervoud

Slide 7 - Slide

Let op:

Ook bij Engelse woorden zit er een verschil in uitspraak, en dus ook in schrijfwijze. 

Hobbyyyyyyyy = hobby's
Gameboy (is ooooii klank en dus een dubbele klinker) = gameboys
Meervoud

Slide 8 - Slide

Als een woord een afkorting is, dan schrijf je het ook met een 's aan het einde:

tv's
pc's 
EK's
Meervoud - afkortingen

Slide 9 - Slide

Wat:
- Hoofdstuk 4 - Spelling - meervouden op een -s

Let op:
Blijf je bij elk woord afvragen hoe je het wilt uitspreken. 
Pas de spelling van het woord daarop aan.

Heb je woorden die je echt moeilijk vindt? Maak daar een lijstje van, zodat je die kunt leren!

Wanneer:
Deze 8 minuten

Klaar?
- start met spelling H3 - Verleden tijd van sterke werkwoordena
Aan de slag:
timer
8:00

Slide 10 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 11 - Open question

Zwakke werkwoorden - kunnen niet van klank veranderen
                                           - Koken → kookte

Sterke werkwoorden - kunnen wel van klank veranderen
                                         - Lopen  → liep


Werkwoorden - sterk en zwak

Slide 12 - Slide

Sterke werkwoorden - kunnen wel van klank veranderen
                                           - Lopen  → liep

Persoonsvorm = zo kort en eenvoudig mogelijk
Lopen          → liepen
Zwemmen → zwommen (alleen dubbele letters als het voor de uitspraak nodig is)


LET OP: kies sterk/zwak. Er is NOOIT een combinatie 
Ik zwem → ik zwom en dus nooit ik zwomde

In de verleden tijd komt ook NOOIT -DT voor!
Werkwoorden - sterk en zwak

Slide 13 - Slide

Lopen:
ik loop - ik .....
A
Loopte
B
Liep
C
Liepte
D
Loopde

Slide 14 - Quiz

De legendarische voetballer ... (geven) afgelopen weekend raar commentaar, zijn woorden .... (zijn) toen niet te begrijpen.

Slide 15 - Open question

In de Beekse Bergen .... (zien) wij laatst iets vreselijks: een leeuw ...(verslinden) toen een giraffe.

Slide 16 - Open question

... (leven vt) jij in een droomwereld? Een leeuw ... (kunnen vt) een giraffe toch niet op. Zijn maag ... (zijn tt) daar veel te klein voor!

Slide 17 - Open question

Wat:
- Hoofdstuk 3 - Spelling H3 - Verleden tijd van sterke werkwoorden 

Let op:
Blijf je bij elk woord afvragen hoe je het wilt uitspreken. 
Pas de spelling van het woord daarop aan.

Heb je woorden die je echt moeilijk vindt? Maak daar een lijstje van, zodat je die kunt leren!

Wanneer:
Deze les en de volgende

Klaar?
- start met spelling H4 - WW
Aan de slag:

Slide 18 - Slide