Regeling bs. 3+4+5: Ruggenmerg + hersenen+ weg v. impulsen+ beïnvloeding zenuwstelsel

1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bij elke bs. is er een videouitleg
  • Het lezen van de lesstof uit je boek blijft belangrijk
  • Elke les heeft leerdoelen aan het begin van de video
  • Na elke les heb je ook een samenvatting wat je moet weten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen bs. 3+4+5
Je kunt:
  •  de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.
  • de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  • de invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 3 - Slide

Ruggenmerg
(kader)
Ruggenmerg: Verbindt veel zenuwen met de hersenen.

Wervelkanaal: Opening in de wervelkolom waarin het ruggenmerg ligt.


Slide 4 - Slide

Grijze stof en witte stof
(kader)
grijze stof :
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen.
witte stof: 
Hierin liggen veel uitlopers.
zenuwknoop:
Verdikkingen met de cellichamen van de gevoelszenuwcellen.

Slide 5 - Slide

Hersenen + functies
de grote hersenen: Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming) en stuurt impulsen voor bewuste bewegingen.

de kleine hersenen: zorgt voor de coördinatie van alle bewegingen van je lichaam.

de hersenstamGeleidt impulsen van o.a. het ruggenmerg naar de hersenen en omgekeerd

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stoffen die het zenuwstelsel beïnvloeden
Medicijnen, drugs, tabak en alcohol

Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren (bevorderen). Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Slide 8 - Slide

Hoe wordt het zenuwstelsel beïnvloed?
waarnemingsvermogen: Vermogen om prikkels uit de omgeving (via je zintuigen) in de hersenen waar te nemen.

reactievermogen: De snelheid waarmee je op iets kunt reageren.


Slide 9 - Slide

Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:
• verdovende middelen (downers)
• stimulerende middelen (uppers)
• bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Risico’s: Overdosis en verslaving
Tolerantie: steeds meer gebruiken van een verslavende stof om hetzelfde effect te krijgen.
verslaving: afhankelijk worden van een stof.
lichamelijke afhankelijkheid: lichamelijke klachten als je de verslavende stof niet meer gebruikt.
geestelijke afhankelijkheid: gevoel dat je niet zonder de verslavende stof kunt.
dopamine: Stofje dat in de hersenen wordt gemaakt en je een goed gevoel geeft.






Slide 12 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 13 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

lees en maak de bs. 3+4+5
succes!!!

Slide 18 - Slide