BS4 - De hersenen

Thema 3
Erfelijkheid en evolutie




Basisstof 1 - Genotype en fenotype
Thema 9 - Regeling
Basisstof 4 
De hersenen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 3
Erfelijkheid en evolutie




Basisstof 1 - Genotype en fenotype
Thema 9 - Regeling
Basisstof 4 
De hersenen

Slide 1 - Slide

HW check:
Laat het ingevulde stencil over het zenuwstelsel zien

Slide 2 - Slide

Deze les leer je:
  • De delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

  • De invloed van medicijnen, alcohol en drugs op het zenuwstelsel beschrijven.

  • De risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Hersenen
Bestaan uit:

- Hersenstam
- Grote hersenen
- Kleine hersenen



In de hersenen liggen zo'n honderd miljard zenuwcellen!



Slide 5 - Slide

Hersenstam
- Impulsen geleiden van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.

- Impulsen geleiden van zenuwen in hoofd en hals 
naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.

- Belangrijke levensfuncties aansturen, zoals:
hartslag 
ademhaling 
bloeddruk  
temperatuur van het lichaam. 

Slide 6 - Slide

Grote hersenen
Bestaan uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft. 

Buitenste gedeelte ligt grijze stof met daarin cellichamen van 
schakelcellen.
Binnenste gedeelte ligt witte stof  met daarin de uitlopers van schakelcellen. 

Functies:
- Je bewust kunt waarnemen met je zintuigen. De gevoelscentra verwerken impulsen van zintuigen. 
- Je bewuste bewegingen kunt maken. In bewegingscentra ontstaan impulsen voor gewilde bewegingen.

Slide 7 - Slide

Hersenschors
Buitenste gedeelte van de grote hersenen. 
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepen bij elkaar in hersencentra

Er zijn gevoelscentra (bijv. gehoorcentrum): 
ontvangen informatie van zintuigen en 
bewegingscentra (bijv. spraakcentrum) sturen 
spieren of klieren aan.

De plaats waar impulsen aankomen en worden 
verwerkt, bepaalt van welke prikkel (waarneming)  je 
bewust wordt. 

Slide 8 - Slide

Kleine hersenen:
Bestaan ook uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft. 

- Buitenste laag is geplooid en bestaat uit grijze stof.
- Binnenste laag bestaat uit witte stof.

Functie:
Bewegingen coördineren (afstemmen op elkaar)
bv. bal vangen of je evenwicht bewaren 

Slide 9 - Slide

Uitleg BS4 - De hersenen
STOFFEN die het zenuwstelsel beïnvloeden:
- Medicijnen
- Drugs
- Tabak
- Alcohol


Kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren

Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken. 

Slide 10 - Slide

Medicijnen:
Sommige medicijnen remmen de werking van het zenuwstelsel:
Impulsen bereiken de hersenen niet of worden geremd..

Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken 
je suf->
Prikkels uit de omgeving worden minder goed verwerkt en je 
reageert minder snel.

Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.
GEVAARLIJK in VERKEER!!

Slide 11 - Slide

DRUGS:
Drugs zijn stoffen die de werking van het centrale 
zenuwstelsel beïnvloeden: 
- Verdovende middelen (downers) geven een ontspannen, 
rustig en blij gevoel.
- Stimulerende middelen (uppers) geven het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen.
- Bewustzijns veranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat de waarnemen worden verstoord en dat de stemming verandert.

Drugs hebben een effect op je gevoelens, je bewustzijn en je zintuigen.

Drugs kunnen meerdere effecten tegelijk hebben. 

Slide 12 - Slide

RISICO'S:
Alcohol, tabak en drugs kunnen je lichaam beschadigen en 
geven risico op verslaving.

Verslaving - Je kunt niet meer zonder. 

Roken van tabak - Nicotine stimuleert aanmaak van dopamine - Geeft een goed gevoel - MEER.


Sommige middelen bouw je tolerantie op - Lichaam heeft steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen.


Slide 13 - Slide

RISICO'S:
Lichamelijke afhankelijkheid krijgt de gebruiker ontwenningsverschijnselen wanneer hij stopt.


Geestelijke afhankelijkheid heeft de gebruiker het gevoel niet zonder het middel te kunnen. 


Het gebruik van alcohol en tabak is legaal vanaf 18 jaar.
Bijna alle drugs zijn illegaal.
Het gebruik van bepaalde drugs wordt gedoogd, bijv. cannabis.

Voor jongeren zijn de risico's van alcohol en drugs veel groter dan voor volwassenen. 

Slide 14 - Slide

Aan het werk:
Lezen BS 4 
en 
maken opdrachten: 1, 2, 3, 5, 6a,6c,6d

Slide 15 - Slide

Wat hebben we geleerd in BS4?

Even een paar vragen.....

Slide 16 - Slide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Hersenen bestaan uit de hersenstam, grote hersenen en kleine hersenen. 


Hersenstam
- Impulsen geleiden van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.
- Impulsen geleiden van zenuwen in hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd.
- Belangrijke levensfuncties aansturen, zoals hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur van het lichaam.

Grote hersenen
Bestaan uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft.
Buitenste gedeelte lift de grijze stof met daarin cellichamen van schakelcellen.
Binnenste gedeelte ligt de witte stof met daarin de uitlopers van schakelcellen.

Functies:
- Je bewust kunt waarnemen met je zintuigen. De gevoelscentra verwerken impulsen van zintuigen.
- Je bewuste bewegingen kunt maken. In bewegingscentra ontstaan impulsen voor gewilde bewegingen. 







Slide 17 - Slide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Hersenschors - Buitenste gedeelte van de grote hersenen.
Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen in groepen bij elkaar in hersencentra.
Er zijn gevoelscentra (bijv. gehoorcentrum) en bewegingscentra (bijv. spraakcentrum).
De plaats waar impulsen aankomen en worden verwerkt, bepaalt van welke prikkel je bewust wordt. 

Kleine hersenen
Bestaan ook uit 2 helften: linkerhelft en rechterhelft.
- Buitenste laag is geplooid en bestaat uit grijze stof.
- Binnenste laag bestaat uit witte stof.

Functie:
Bewegingen coördineren. 






Slide 18 - Slide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Stoffen die invloed hebben op het zenuwstelsel zijn: Medicijnen, drugs, tabak en alcohol. 
Kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren.
Daardoor hebben ze invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.

Medicijnen
Pijnstillers, slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen maken je suf.
Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.

Drugs - Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.
- Verdovende middelen (downers) geven een ontspannen, rustig en blij gevoel.
- Stimulerende middelen (uppers) geven het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen.
- Bewustzijns veranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat de waarnemen worden verstoord en dat de stemming verandert.
Drugs hebben een effect op de hartslag, ademhaling, bloeddruk, spieren en de werking van zintuigen.
Drugs kunnen meerdere effecten tegelijk hebben. 











Slide 19 - Slide

Wat hebben we geleerd in BS4?
Alcohol, tabak en drugs kunnen je lichaam beschadigen en geven risico op verslaving.
Verslaving - Je kunt niet meer zonder.

Roken van tabak - Nicotine stimuleert aanmaak van dopamine - Geeft een goed gevoel - MEER.

Sommige middelen bouw je tolerantie op - Lichaam heeft steeds meer nodig om hetzelfde effect te krijgen.

Lichamelijke afhankelijkheid krijgt de gebruiker ontwenningsverschijnselen wanneer hij stopt.
Geestelijke afhankelijkheid heeft de gebruiker het gevoel niet zonder het middel te kunnen.

Het gebruik van alcohol en tabak is legaal vanaf 18 jaar.
Bijna alle drugs zijn illegaal.

Het gebruik van bepaalde drugs wordt gedoogd, bijv. cannabis.
Voor jongeren zijn de risico's van alcohol en drugs veel groter dan voor volwassenen. 










Slide 20 - Slide

Begrippen BS4
Hersenstam - Geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de hersenen en omgekeerd; stuurt belangrijke levensfuncties aan. 
Grote hersenen - Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming) en stuurt impulsen voor bewuste bewegingen)
Kleine hersenen - Orgaan dat zorgt voor de coördinatie van alle bewegingen van je lichaam. 

Hersencentra - Delen van de hersenen met een bepaalde functie. 

Gevoelscentra - Hersencentra waarin impulsen worden ontvangen die afkomstig zijn van zintuigen.
Bewegingscentra - Hersencentra waarin impulsen ontstaan die bewuste bewegingen veroorzaken.

Drugs - Stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden.

Verdovende middelen (downers) - Middelen die je een ontspannen, rustig en blij gevoel geven.
Stimulerende middelen (uppers) - Middelen die je het gevoel van meer energie en zelfvertrouwen geven.
Bewustzijns veranderende middelen (trippers) - Middelen die de waarnemingen verstoren.




Slide 21 - Slide

Begrippen BS4
Dopamine - Stofje dat in de hersenen wordt gemaakt en je een goed gevoel geeft.

Verslaving - Wanneer je afhankelijk bent van een middel en niet meer zonder kunt. 

Lichamelijke afhankelijkheid - Verslaving waarbij je ontwenningsverschijnselen krijgt wanneer je stopt het middel te gebruiken.
Geestelijke afhankelijkheid - Verslaving waarbij je het gevoel hebt dat je niet zonder het middel kunt. 

Tolerantie - Dat je steeds meer van een middel nodig hebt om hetzelfde effect te krijgen.

Waarnemingsvermogen - Vermogen om prikkels uit de omgeving via je zintuigen in de hersenen waar te nemen.

Reactievermogen - De snelheid waarmee je op iets kunt reageren. 




Slide 22 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
Basisstof 4 van Thema 9

Opdracht 1 t/m 9 maken en nakijken.
Leren basisstof 4

Slide 23 - Slide