Ik kan een bekend werkwoord in de futur simple vervoegen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Qu'est-ce qu'on va faire?
Grammaire; répéter
Le futur simple
S'il y a assez de temps: parler
Buts:
Ik kan een zin vragend maken.
Ik kan een bekend werkwoord in de futur simple vervoegen.
Slide 1 - Slide
Let op:
Je staat op het punt om grammatica oefeningen te gaan maken tijdens de les. Pak hier je aantekeningen bij, want je hoeft het nog niet alleen te doen. Oefen zorgvuldig en knal op iedere toets :)
Slide 2 - Slide
Waar in de zin kun je een vraagwoord ALTIJD plaatsen?
A
Vooraan de zin
B
Om de persoonsvorm
C
Om het onderwerp
D
maakt niet uit
Slide 3 - Quiz
In welk voorbeeld is op juiste wijze een vraagzin gemaakt? "Vous faites beaucoup de travail."
A
Vous faites beaucoup de travail
B
Est-ce vous faitesbeaucoup de travail?
C
Est-ce que vous faites beaucoup de travail?
D
Faites vous beaucoup de travail?
Slide 4 - Quiz
Werkwoorden zijn als een boom. Sommigen zijn makkelijk te herkennen, sommigen zie je nooit. Als je eenmaal weet waar je op moet letten, zijn bomen fantastisch. Echt waar.
"Si on touche un arbre, on devient un arbre."
Slide 5 - Slide
De futur simple (1)
Futur = toekomst
Ik zal...
Ik zal werken, ik zal huiswerk maken, ik zal leren, ik zal me gedragen
Slide 6 - Slide
Le futur simple (2)
Zorg dat je straks antwoord kunt geven op deze vragen:
Hoe kom ik bij de stam?
Welke vertakkingen zijn er?
Waarom is het werkwoord 'avoir' zo belangrijk bij ht vervoegen?
Slide 7 - Slide
Regelmatige werkwoorden:
De stam is het hele werkwoord.
BV: travailler
Onregelmatige werkwoorden:
De stam is afwijkend, de rest van de boom niet.
être: ser
Avoir: aur
Aller: ir
Faire: fer
Slide 8 - Slide
Vervoeging regelmatig:
Je travaillerai
Tu travailleras
Il/ elle/on travaillera
Nous travaillerons
Vous travaillerez
Ils/ elles travailleront
Vervoeging onregelmatig:
être (zijn)
Je serai
Tu seras
Il sera
Elle sera
On sera
Nous serons
Vous serez
Ils seront
Avoir (hebben)
J'aurai
Tu auras
Il aura
Elle aura
On aura
Nous aurons
Vous aurez
Ils auront
Elles auront
Aller (gaan)
J'irai
Tu iras
Il ira
Elle ira
On ira
Nous irons
Vous irez
Ils iront
Elles iront
Faire (doen/maken)
Je ferai
Tu feras
Il fera
Elle fera
On fera
Nous ferons
Vous ferez
Ils feront
Elles feront
Slide 9 - Slide
Volgende les
Heb je aantekeningen direct bij de hand. We beginnen met een formatief toet(s)je.
Slide 10 - Slide
Sleep de lesdoelen naar het icoon dat jij het beste vindt passen.
Ik kan een zin vragend maken.
Ik kon deze les volgen qua inhoud en tempo.
Ik kan een bekend werkwoord in de futur vervoegen.
Slide 11 - Drag question
Heb je nog vragen / tips voor een volgende online les? Vragen over de stof, tips om jullie zo goed mogelijk te laten leren.