What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal Actief thema 5 woorden
Wat is een natuurramp?
A
Een huis dat in brand staat
B
Een grote ramp die door de natuur ontstaat
C
Schade aan de natuur die door mensen is aangericht
D
Een grote ramp die door mensen ontstaat
1 / 25
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is een natuurramp?
A
Een huis dat in brand staat
B
Een grote ramp die door de natuur ontstaat
C
Schade aan de natuur die door mensen is aangericht
D
Een grote ramp die door mensen ontstaat
Slide 1 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van een natuurramp
A
Bosbrand
B
Aardbeving
C
Oorlog
D
Overstroming
Slide 2 - Quiz
Wat is een klimaatconferentie?
A
Een bijeenkomst waarin bezoekers een film maken over het klimaat
B
Een les van een leerkracht over het klimaat
C
Een vergadering over het klimaat
D
Een nieuwsuitzending over het klimaat
Slide 3 - Quiz
Wanneer is er sprake van droogte?
A
Als het niet regent
B
Als het erg warm weer is
C
Als er lange tijd geen regen valt
D
Als er lange tijd geen regen valt en planten en dieren sterven
Slide 4 - Quiz
Wat is energie?
A
Kracht die omgezet kan worden in licht, warmte en beweging
B
Kracht die omgezet kan worden in licht en warmte
C
Kracht die omgezet kan worden in warmte en beweging
D
Kracht die omgezet kan worden in beweging en licht
Slide 5 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van duurzame energie?
A
Zonne-energie
B
Fossiele energie
C
Wind energie
D
Natuur energie
Slide 6 - Quiz
Wat hoort niet bij duurzame energie
A
ijzer
B
water
C
wind
D
zon
Slide 7 - Quiz
Wat is een klimaat
A
Het weer van een land
B
De temperatuur in een land
C
De bevolking van een land
D
De natuur van een land
Slide 8 - Quiz
Wanneer is er een hittegolf?
A
Als het zomer is
B
Als het heel warm is en niet regent
C
Als het minstens 5 dagen achter elkaar heel warm is
D
Als het een hele week iedere dag heel erg warm is
Slide 9 - Quiz
Voorkomen is beter dan genezen betekent?
A
Dat je naar het ziekenhuis moet gaan bij pijn
B
Je kunt er beter voor zorgen dat je niet ziek wordt
C
Je kunt beter zorgen dat er niets gebeurt dan hoef je ook geen schade te herstellen
D
Je kunt het niet voorkomen dat je ziek wordt
Slide 10 - Quiz
Wat betekent legaal?
A
Als iets niet mag van de wet
B
als iets mag van de wet
C
Je doet iets wat mag
D
Je doet iets wat niet mag
Slide 11 - Quiz
Wat betekent illegaal?
A
Als iets niet mag van de wet
B
als iets mag van de wet
C
Je doet iets wat mag
D
Je doet iets wat niet mag
Slide 12 - Quiz
Iemand die in het noorden van Amerika woont of in de buurt van de Noordpool noem je?
A
Amerikaan
B
Pool
C
Eskimo
D
Poolbewoner
Slide 13 - Quiz
Wat is een iglo
A
Een blokkenhut
B
Een hut van ijs
C
Een ronde hut gemaakt van blokken sneeuw
D
Een ronde hut gemaakt van blokken ijs
Slide 14 - Quiz
Wat is beroerd?
A
Fit
B
Engergiek
C
Niet lekker of ellendig
D
Verdrietig
Slide 15 - Quiz
Wat is massaal?
A
Met heel veel tegelijk
B
Met een paar mensen
C
Weinig
D
Ontelbaar
Slide 16 - Quiz
Wat is beperken?
A
Alles mag
B
Een grens stellen aan iets
C
Niets mag
D
Geen grenzen aangeven
Slide 17 - Quiz
Wat betekent alles op een rijtje zetten
A
Dat je gek bent
B
Dat je het niet meer weet
C
Nadenken over wat er gebeurd is
D
Alles wat gebeurd is onder elkaar zetten om een goed overzicht te krijgen
Slide 18 - Quiz
Wat zijn bedreigde diersoorten?
A
Dieren door in Afrika leven
B
Dieren die in het Tropisch Regenwoud leven
C
Diersoorten waarvan het aantal steeds minder wordt
D
Diersoorten waarvan het aantal steeds meer wordt.
Slide 19 - Quiz
Wat is een bijzaak?
A
Dat wat het belangrijkste is
B
Dat wat minder belangrijk is
C
Een bedrijf
D
Een eigen bedrijf
Slide 20 - Quiz
Wat is pleiten?
A
Een betoog houden om iets gedaan te krijgen
B
Een gesprek voeren om iets te weten te komen
C
Een mening geven om iets duidelijk te maken
D
Een verhaal vertellen over iets dat je hebt meegemaakt
Slide 21 - Quiz
Wat is barbaars?
A
beheerst
B
formeel
C
vreemd
D
wreed
Slide 22 - Quiz
Wat betekent integendeel?
A
juist niet
B
juist wel
C
misschien niet
D
misschien wel
Slide 23 - Quiz
Wat betekent termijn?
A
plaats
B
periode
C
ruimte
D
tijd
Slide 24 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van talrijk?
A
beroerd
B
gering
C
praktisch
D
veel
Slide 25 - Quiz
More lessons like this
Taal thema 5
March 2023
- Lesson with
19 slides
Taal actief 5.1.1
January 2023
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Taal woordenschat maandag aarde
January 2022
- Lesson with
10 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Taal blok 5, week 4, les 15
March 2018
- Lesson with
10 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
woordenschat week 4 les 15
March 2024
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Taal toets
July 2021
- Lesson with
18 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
2.3 De Sahara: een enorme woestijn
November 2020
- Lesson with
35 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
Bescherm bedreigde dieren en leer de verleden tijd van werkwoorden
October 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12