Paragraaf 6: trappen van vergelijking

Welkom!

Leg NieuwNederlands alvast op tafel en ga lezen in je leesboek
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Leg NieuwNederlands alvast op tafel en ga lezen in je leesboek

Slide 1 - Slide

Terugblik
Formuleren paragraaf 1 t/m 4, wat weet je nog?

Slide 2 - Slide

Vandaag: paragraaf 6

- Paragraaf 5 slaan we over
- Paragraaf 6: trappen van vergelijking, wat zijn dat?

Slide 3 - Slide

Stellend (fase 1)
Het is groot
Vergrotend (fase 2)
Het is groter
Overtreffend (fase 3)
 Het is het grootst

Slide 4 - Slide

Stellend (fase 1)
Het is mooi
Vergrotend (fase 2)
Het is mooier
Overtreffend (fase 3)
 Het is het mooist

Slide 5 - Slide

Hoe schrijf je het?
    1. Stellend: schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk
    

Slide 6 - Slide

Hoe schrijf je het?
    1. Stellend: schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk
    2. Vergrotend: zet -er achter het woord. Eindigt het woord al op een -r? Dan zet je er -der achter (duurder).

Slide 7 - Slide

Hoe schrijf je het?
    1. Stellend: schrijf het woord zo eenvoudig mogelijk
    2. Vergrotend: zet -er achter het woord. Eindigt het woord al op een -r? Dan zet je er -der achter (duurder).
    3. Overtreffend: zet -st of -ste achter het woord. Eindigt het woord al op -st of -sch? Zet dan meest voor het woord (meest verrast).

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen
De woorden goed, graag, veel en weinig wijken af.

Goed-beter-best
Graag-liever-liefst
Veel-meer-meest
Weinig-minder-minst

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Als/dan

Dus... wat zongen ze nou precies? Wat zijn de regels?

Slide 11 - Slide

Als/dan
Goed of fout?

Jij bent even groot als mij.
Jij bent even groot als ik.
Robin is net zo sterk dan hij, maar hij is sterker dan ik.
De voetballer rent sneller dan mij, maar slomer als hem.

Slide 12 - Slide

Als/dan
Goed of fout?

Jij bent even groot als mij.
Jij bent even groot als ik.
Robin is net zo sterk dan hij, maar hij is sterker dan ik.
De voetballer rent sneller dan mij, maar slomer als hem.

Slide 13 - Slide

Lastig?
Maak de zin langer en zet de persoonsvorm er weer achter:

Hij is groter dan/als ik/mij ben.
De jongen is groter dan/als het haar/zij is.

Slide 14 - Slide

Probeer maar!

Ga aan de slag met opdracht 1, 2, 4 en 5 op blz. 241.



Klaar? Probeer 3 ook eens

Slide 15 - Slide

Check check dubbelcheck

De directeur weet meer over de school [dan/als] [hij/hem].

Zijn vriendinnetje is de      ....      [mooi] van Dingstede.


Slide 16 - Slide