Kern - les 8

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Wat zijn aanhalingstekens?
A
{...}
B
[...]
C
"..."
D
'...'

Slide 10 - Quiz

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 11 - Quiz

Een dubbele punt (:) zet je voor een
A
uitleg
B
opsomming
C
uitroep
D
aankondiging

Slide 12 - Quiz

Wat is een dubbele punt?
A
...
B
:
C
;
D
-

Slide 13 - Quiz

Een uitroepteken gebruik je bij een vraag
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Bij welke zin gebruik je een uitroepteken?
A
Ik vind dat heel erg leuk
B
Waarom doe je zo
C
Wat heb ik gedaan
D
Vandaag ga ik sporten

Slide 15 - Quiz

Wat is een uitroepteken?
A
!
B
@
C
#
D
%

Slide 16 - Quiz

Een uitroepteken staat....
A
in de zin
B
aan het eind van een zin
C
aan het einde van een vraag
D
vooraan in de zin

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van een uitroepteken?
A
De zin vragend maken
B
De zin extra nadruk geven
C
De zin uitschreeuwen
D
De zin fluisteren

Slide 18 - Quiz

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 19 - Quiz

Een komma is een leesteken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Je gebruikt een komma
A
als dat er goed uitziet.
B
je geen zin hebt om een punt te zetten.
C
bij een opsomming.
D
zo min mogelijk.

Slide 21 - Quiz

Wat schrijf je met een hoofdletter?

Slide 22 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters

bram als je mij een bitterbal aangeeft krijg je van mij een vlammetje

Slide 23 - Open question

Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters:
de training ging niet door want bijna iedereen was op vakantie


Slide 24 - Open question

Bekijk de tekst

Uit hoeveel stukjes bestaat deze tekst?
Hoe noem je deze stukjes?

Slide 25 - Open question

Bekijk nu de tekst helemaal

Welk tussenkopje staat er in de tekst?

Slide 26 - Open question

Bekijk nu de tekst helemaal

Waar komt het jongetje vandaan?

Slide 27 - Open question

Bekijk nu de tekst helemaal

Wat heeft het jongetje gedaan om
geld op te halen?

Slide 28 - Open question

Bekijk nu de tekst helemaal

Voor wie heeft hij geld opgehaald?

Slide 29 - Open question

Bekijk nu de tekst helemaal

Hoeveel geld heeft hij opgehaald?

Slide 30 - Open question

Schrijf een bericht aan je mentor. Alles wat hij moet weten moet er in staan!
Denk ook aan hoofdletters, punten en komma's.

Je moet naar de tandarts en wilt daarvoor 2 uren tussendoor naar huis.
DENK GOED NA WELKE VRAGEN HIJ ALLEMAAL HEEFT!!

Slide 31 - Open question