Economie § 2.1 (K) + § 2.4 (B) Geld telt

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Economie § 2.1 (K)

AGENDA

• Voorkennis
• Uitleg § 2.1 
• Quizvragen
• Opdrachten maken
• Wat geleerd?

Lesdoelen

• Ik kan de 3 verschillende functies van geld benoemen en toepassen in een situatie.
• Ik weet het verschil tussen chartaal en giraal geld.
• Ik heb kennis van directe en indirecte
  ruil en hoe goud en geld hierbij helpen.
• Ik laat met een voorbeeld zien hoe
  arbeidsverdeling mogelijk wordt gemaakt.

Ruilhandel

Zou jij een fiets ruilen tegen een telefoon? Leg uit waarom

Geschiedenis

• Ruilhandel
  indirect --> direct
• Goud
• Geld
• Banken

Waarom was/is goud zo geschikt als ruilmiddel?

1. Het is schaars
2. Het bederft niet
3. Iedereen wil het graag
4. Het blinkt zo mooi

Directe ruil:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 1 van de introductievragen. 

Vraag 1:

• A. Uit het installeren van de computer tegen het repareren van de auto. 
  
• B. Ze betalen elkaar met een wederdienst en niet met geld. 
  

Geld

Functies van geld:

• Ruilmiddel
• Rekenmiddel
• Spaarmiddel

Een kassamedewerker telt aan het einde van de dienst het kasgeld.
Welke functie van geld is hier sprake?

1. Ruilmiddel
2. Betaalmiddel
3. Rekenmiddel
4. Spaarmiddel

Geld als ruilmiddel:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 2 van de introductievragen. 

Vraag 2:

• A. Er wordt een brood geruild tegen geld. 
  
• B. Het werken in de bakkerij wordt geruild tegen geld.
• C. Sander krijgt eerst geld in ruil voor zijn werk en daarna een brood in ruil voor zijn geld.  

Arbeidsverdeling =

iedereen doet waar ie goed in is en ruilt door middel van geld

Arbeidsverdeling:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 3 van de introductievragen. 

Vraag 3:

• A.   Bijv. de leverancier van grondstoffen wil niet betaald worden in producten van de bakkerij, omdat hij die dan moet zien te verkopen. 
  
• B. De leverancier levert de grondstoffen en de bakker bakt het brood en verkoopt het brood. 

Rekenen en sparen:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 4 van de introductievragen. 

Vraag 4:

• A. Bijv. hij kan zijn eigen prijzen afstemmen op de prijzen van de supermarkt. 
• B. Bijv. je kunt broodproducten niet lang bewaren. 
• C. Spaarmiddel.

Soorten geld

• Chartaal geld = munten en bankbiljetten
• Giraal geld = alle digitale betalingen & rekeningen

Waaronder vallen gouden munten?

1. Chartaal geld
2. Giraal geld
3. Goud geld

Chartaal en giraal:

We lezen de tekst op bladzijde 25, en maken vervolgens opdracht 5 van de introductievragen. 

Vraag 5:

• A. Met een acceptgiro
• B. Bijv. het is niet handig om elke maand met een groot bedrag aan contant geld naar de woningcoöperatie in Amsteldijk te gaan. 

§ 2.1 - Opdracht 6 t/m 12

Lesdoelen

• Ik kan de 3 verschillende functies van geld benoemen en toepassen in een situatie.
• Ik weet het verschil tussen chartaal en giraal geld.
• Ik heb kennis van directe en indirecte
  ruil en hoe goud en geld hierbij helpen.
• Ik laat met een voorbeeld zien hoe
  arbeidsverdeling mogelijk wordt gemaakt.

Wat vond je van deze les?
Geef 1 tip, 1 top.