Tijd van steden en staten

Tijd van steden en staten
Oefenen met de leerstof van hoofdstuk 6 ( 6.1 - 6.2 - 6.3 en 6.5)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Tijd van steden en staten
Oefenen met de leerstof van hoofdstuk 6 ( 6.1 - 6.2 - 6.3 en 6.5)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de kenmerkende aspecten van de tijd van steden en staten? Noteer er één; met de hele klas moet het lukken om ze hier allemaal te verzamelen.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

In de tijd van steden en staten werd de samenleving opnieuw een....
A
urbane samenleving
B
agrarische samenleving
C
agrarisch-urbane samenleving
D
moderne samenleving

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


Wat is geen kenmerk van de tijd van Steden en Staten?
A
De opkomst van steden
B
Het ontstaan van meer regels en wetten
C
De toename van het aantal boeren
D
De opkomst van staten

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een andere naam voor de tijd van Steden en Staten?
A
Oudheid
B
Vroege middeleeuwen
C
Late Middeleeuwen
D
Nieuwe tijd

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wie verloren er macht in de tijd van steden en staten?
A
de hoge adel
B
de lage adel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


De tijd van steden en staten was van...
A
750-1250
B
1250-1500
C
1000-1500
D
1500-1750

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurde er in de tijd van de steden en staten?
A
opkomst van de handel in de steden
B
hervorming
C
ontdekkingsreizen
D
renaissance

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voordeel en wat is een nadeel van een gilde? Sleep de vakjes
Voordeel van een gilde
Nadeel van een gilde
Het vak is beschermd tegen nieuwelingen
Geen concurrentie
Geen nieuwe producten
Het gilde zorgt voor elkaar
Overal is hetzelfde te koop
Geen concurrentie

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Maak de goede combinaties tussen betekenis en begrip.
Betekenis
Begrip
Het recht van een stad op een eigen bestuur.
Tijd van steden en staten (1000-1500)
Beroep waarbij je producten met de hand maakt.
Vereniging van mensen met hetzelfde ambacht of beroep.
Groep steden die met elkaar samenwerkten om meer handel te krijgen
Hoofdkerk van een bisdom, het gebied dat een bisschop bestuurde.
stadsrechten
Late Middeleeuwen
ambacht
gilde
Hanze
kathedraal

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Een gilde had drie 'rangen'. Zet de rangen op de juiste volgorde: dus eerst was je dit, dan werd je dit en dan dat)
Leerling
Gezel
Meester

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Herken jij het juiste gilde?
Sleep het juist beroep naar de juiste afbeelding
Schoenmakers-gilde
Slagers-gilde
Bakkers-gilde
Kleermakers-gilde

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Welke uitspraken over de gilden zijn juist? 
Sleep deze naar het vakje juist en sleep de overige naar het vakje onjuist.
juist
onjuist
Het gilde controleerde de kwaliteit van de producten.
De leden van het gilde hielpen elkaar als een lid van het gilde ziek was.
Het gilde had niets te zeggen over de werktijden.
De leden van het gilde hielpen elkaar als een lid van het gilde doodging.
Het gilde vervulde geen rol in het opleiden van nieuwe ambachtslieden.

Slide 13 - Drag question

Bij elke fout ééń punt aftrek.
Dus 5 goed is 2 punten.
4 goed is 1 punt.
3 of minder goed is 0 punten.
Zet de woorden in de volgorde van hoe je begint totdat je gildemeester bent. 
1
2
3
4
5
6

Gildemeester


Leerling

Gezel

Meester

Proefstuk

Meesterproef

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Sleep naar het juiste vak: Rood = Gilde. Geel = Stadsbestuur
Gilde
Stadsbestuur
Voorzitter rechtbank
Schepenen
Gezel
Hetzelfde loon en prijs
Meester
Betalen onderhoud aan kerken en stadsmuur
Schout

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Welke taak?
Gilde
Kerkdeuren maken.
Beelden maken voor in en buiten de kerk.
De muren metselen.
Een slot in de deur zetten.
Glas-in-loodramen maken.
Een klok voor in de toren gieten.
Welk gilde deed wat bij de bouw van een kathedraal?
Hieronder zie je een lijst met dingen die gedaan moeten worden voor de bouw van een kathedraal. Welk gilde doet wat?
slotenmakers
metselaars
klokkenmakers
timmerlieden
beeldhouwers
glasblazers

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Eerst
...toen
...toen
...toen
...toen
Toename bevolking
Ontginnen van landbouwgrond
IJzeren ploeg, paard en drieslagstelsel
overschotten worden verhandeld
Ontstaan van gilden

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Met welke van deze activiteiten hielden de gilden zich bezig?
Activiteit van de gilden.
Geen activiteit van de gilden.
bedrijfsoprichting
feesten
Transport over water.
herendiensten
kwaliteit leveren
oogsten
opleiden
prijzen bepalen
weduwen verzorgen
werktijden bepalen

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Floris V was graaf van
A
Holland
B
Utrecht
C
Zeeland
D
Holland en Zeeland

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Door wie werd Floris V vermoord?
A
door boeren
B
door een andere graaf
C
door stedelingen
D
door lagere edellieden

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat bouwde Floris V af?
A
Kasteel Muiderslot
B
Ridderpaal
C
Binnenhof
D
De stad Middelburg in Zeeland

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'tol'?
A
Geld dat je leent
B
de groei van steden
C
Geld dat je betaalt om een weg, brug of rivier te gebruiken

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn stadsrechten?
A
Recht van een stad op eigen bestuur
B
Recht van een heer om een stad te besturen
C
Recht om een stad te bouwen
D
Recht om een stad in te nemen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een stad kon stadsrechten krijgen.
Wat is GEEN stadsrecht?
A
De stad mocht zelf rechtszaken houden.
B
De stad mocht zelf belasting ophalen.
C
De stad mocht stadsmuren bouwen.
D
De stad hoefde de landheer niks meer te betalen.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een aflaat?
A
Een gekocht papier waarmee je de kerk in mag.
B
Een gratis papier dat je zonden vergeeft.
C
Een gekocht papier (met waren, gedl of diensten) dat je zonden vergeeft.
D
Een gratis boekje.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een heilige?
A
Iemand die mensen kan genezen
B
Iemand die heel goed geleefd heeft voor god
C
Iemand die tijdens of na z'n dood wonderen verricht heeft
D
Iemand zoals Jezus

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Kruistochten

Slide 27 - Mind map

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat is een 'pogrom'?
A
Een ander woord voor Jodenhaat
B
Gewelddadige aanvallen op bepaalde bevolkingsgroepen.
C
Geweld tegen mensen die besmet waren met de pest
D
Een heksenjacht

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat klopt niet over de Hanzesteden?
A
Kooplieden konden samen reizen.
B
In een andere Hanzestad betaal je minder belasting.
C
Kooplieden konden afspraken maken over de prijzen
D
In Nederland waren er geen Hanzesteden.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

De samenwerking van handelssteden bevorderde de internationale handel. Op welke twee manieren deden de Hanzesteden dat? Vul aan. De Hanzesteden ...
A
... vroegen aan elkaar geen tol
B
... vroegen bescherming van vorsten
C
... richtten samen banken op
D
... bestreden samen vijanden

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort wel bij de Hanzesteden?
A
aandelen
B
koggeschip
C
Amsterdam
D
goud en zilver

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat was geen product waar Hanzesteden in handelen?
A
wol
B
graan
C
wijn
D
aardappelen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de Hanzesteden naar de juiste plek
WEL Hanzesteden
GEEN Hanzesteden
Wierden
Zutphen
Almelo
Enschede
Rome
Kampen
Amsterdam
Zwolle
Deventer
Utrecht

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Wat weet jij van betalen in de middeleeuwen?

Slide 35 - Mind map

This item has no instructions

Noem 5 onderwerpen/personen/gebeurtenissen/ begrippen die niet in deze lesson up voorkwamen.

Slide 36 - Mind map

This item has no instructions