Theme 2

Theme 2
Samen oefenen met
- de grammar
- de vocabulary
- de stones
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Theme 2
Samen oefenen met
- de grammar
- de vocabulary
- de stones

Slide 1 - Slide

Grammar

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Maak de zin ontkennend:
I am very tall

Slide 4 - Open question

Maak de zin ontkennend:
This is Tom, he is rich

Slide 5 - Open question

Vul de ontkennende vorm van 'to be' in:
Susan and James ............ brother and sister.

Slide 6 - Open question

Vul de ontkennende vorm van 'to be' in:
He ......................... at home.

Slide 7 - Open question

Vul de ontkennende vorm van 'to be' in:
I .............. sixteen years old.

Slide 8 - Open question

Vul de ontkennende vorm van 'to be' in:
Jack ............. a strong man.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Vul het werkwoord op de juiste manier (present simple) in.
My mum ________ a lot about my grandma. (worry)

Slide 12 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier (present simple) in.
My mother ..... (wash) her hair every day.

Slide 13 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier (present simple) in.
My sister always .... (play) with her doll.

Slide 14 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier in.
John never ........ (catch) the ball.

Slide 15 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier in.
Tina .............. (party) every weekend!

Slide 16 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier in.
You .............. (like) pop music.

Slide 17 - Open question

Vul het werkwoord op de juiste manier in.
Robin .............. (love) skating.

Slide 18 - Open question

Vul het ontbrekende rangtelwoord in:
This is my ............... (1e) year at the Marne College.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Vul het juiste rangtelwoord in:
I'm in the ...... (6e) grade.
A
sixth
B
sixt
C
sixtht
D
sixthth

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste rangtelwoord in:
This my ..... (2e) year at school.

Slide 22 - Open question

Vul het juiste rangtelwoord in:
This is the ..... (10e) time we're moving!

Slide 23 - Open question

Vul het juiste rangtelwoord in:
Max is the ...... (1e) Dutch world champion.

Slide 24 - Open question

Vul het juiste rangtelwoord in:
She became ...... (13e) in the rankings.

Slide 25 - Open question

Wat is het rangtelwoord van '15'?

Slide 26 - Mind map

Vocabulary

Slide 27 - Slide

Welk woord past het beste in de zin:
We don't ..... can you say that again in English please?
A
like
B
across
C
understand
D
spill

Slide 28 - Quiz

In this .... you really need airconditioning.
A
ink
B
blame
C
hit
D
heat

Slide 29 - Quiz

That .... on your head looks bad, you should put ice on it!
A
bump
B
spill
C
blame
D
rounders

Slide 30 - Quiz

A man at airport ....... looked inside my bag.
A
security
B
excuse
C
suddenly
D
pretend

Slide 31 - Quiz

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'morsen'?
A
lie
B
broken
C
spill
D
blame

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'afspraak'?
A
difference
B
excuse
C
believe
D
appointment

Slide 33 - Quiz

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'agenda'?
A
diary
B
timetable
C
error
D
rubbish

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'kapot'

Slide 35 - Open question

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'schrijven'

Slide 36 - Open question

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'pauze'

Slide 37 - Open question

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'aardappel'

Slide 38 - Open question

Wat is de juiste vertaling voor het woord 'leraar/lerares'

Slide 39 - Open question

Stones

Slide 40 - Slide

Hoe zeg je in het Engels:
Ik vind gymnastiek leuk.

Slide 41 - Open question

Hoe zeg je in het Engels...
..dat jouw volgende les gymnastiek is.

Slide 42 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Hij is dol op schaatsen.

Slide 43 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Het is twee uur.

Slide 44 - Open question

What time is it?
A
It's quarter past three
B
It's quarter to three
C
It's 45 minutes past two
D
It's half three

Slide 45 - Quiz

What time is it?
Let op; gebruik een hele zin!

Slide 46 - Open question

Hoe zeg je in het Engels...
...dat de eerste pauze om 10 uur is.

Slide 47 - Open question