check Passé composé met avoir en être

• Frans
• Middelbare school
• vmbo lwoo, havo, vwo
• Leerjaar 3

check Passé composé met avoir en être

Regelmatige ww 

in de passé composé

Hoe maak je de passé composé bij werkwoorden op -er ook alweer? Gebruik hiervoor: regarder

Mettez au passé composé
parler-> nous ... ...
(noteer inclusief "nous")

Mettez au passé composé
commencer -> vous .........
(noteer inclusief "vous")

Hoe maak je de passé composé van het werkwoord op -ir?
Gebruik hiervoor: choisir

Mettez au passé composé
finir -> ils ..........
(noteer ook "ils")

Mettez au passé composé
réussir -> on ...................
(noteer ook "on")

Hoe maak je de passé composé van het werkwoord op -re?
Gebruik hiervoor: vendre

Mettez au passé composé
vendre -> ils ..............
(noteer inclusief "ils")

Mettez au passé composé
attendre -> J' .........
(noteer inclusief "j'")

Onregelmatige ww 

in de passé composé

Wat is het voltooid deelwoord van "avoir"

Wat is het voltooid deelwoord van "faire"

Wat is het voltooid deelwoord van "être"

Wat is het voltooid deelwoord van "prendre"

Passé composé met être als hulpww
rentrer -> elles .........
(noteer ook "elles")

Passé composé met être als hulpww:
partir -> elle .........

Passé composé met être als hulpwerkwoord:
descendre -> elle .........

Passé composé met être als hulpwerkwoord:
monter -> Madame, vous .........

Passé composé met être als hulpwerkwoord:
tomber -> ils ...............

Ik heb de passé composé van de regelmatige en de onregelmatige werkwoorden onder de knie

😒🙁😐🙂😃

Ging het goed?

Mooi! Je hebt het onder de knie. 

Oefen met de vertalingen van de werkwoorden van bron D chap. 3

Ging het nog niet helemaal goed?

Oefen op verbuga

passé composé met

avoir/être/faire/prendre

regelmatige werkwoorden op -er/-ir/re

Mettez au passé composé
tomber -> Géraldine, tu ......
(noteer ook "tu")

Mettez au passé composé
descendre -> Ils ..........
(noteer ook "ils")

Mettez au passé composé
avoir -> tu ..........
(noteer ook "tu")

Mettez au passé composé
être -> elle ..........
(noteer ook "elle")

Mettez au passé composé
faire -> elles ..........
(noteer ook "elles")

Mettez au passé composé
choisir -> ils ..........
(noteer ook "ils")

Mettez au passé composé
prendre -> on ..........
(noteer ook "on")

Ik heb de passé composé van de regelmatige en de onregelmatige werkwoorden onder de knie

😒🙁😐🙂😃