3ZW1 Overdrijving & Ironie (herhaling)

Trede 27: Veelzeggend


Woordenschat:
Overdrijving
Understatement
Ironie
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Trede 27: Veelzeggend


Woordenschat:
Overdrijving
Understatement
Ironie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  1. Herhaling: overdrijving, understatement  & ironie
  2. Maken: Toets woordenschat in Noordhoff (Tussenbeoordeling)
  3. Maken: Oefeningen zakelijke brief in Noordhoff

Slide 2 - Slide

Overdrijving

Slide 3 - Mind map

Understatement

Slide 4 - Mind map

Ironie

Slide 5 - Mind map

Overdrijving
de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. 
Voorbeelden:
– Het was een doodsaaie film.
 honderden jaren.

Slide 6 - Slide

Overdrijving
Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet precies wat er staat. 
Bijvoorbeeld:
– We hebben eeuwen op het station staan wachten. → We hebben erg lang op het station staan wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 7 - Slide

Understatement
Bij een understatement druk je bewust iets zwakker uit dan het in werkelijkheid is. Dit kan humoristisch werken of ergens de nadruk op leggen, maar het zorgt er in elk geval voor dat de aandacht getrokken wordt van de lezer of luisteraar.
Voorbeeld:
- Die Cristiano Ronaldo kan wel een aardig balletje trappen.
- Een miljoen is een leuk zakcentje.

Slide 8 - Slide

Ironie
de schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. 
Bijvoorbeeld:
– Het nieuwe fietsenhok is echt fantastisch. Er is niet genoeg plaats voor alle fietsen en je stoot je hoofd tegen de bovenste rekken.

Slide 9 - Slide

Maken Toets woordenschat H5
  • Ga via Trede 27 week 1 naar Noordhoff.
  • Maak de Toets woordenschat H5.

Ben je klaar?
Ga oefenen in Noordhoff voor de zakelijke brief.

Slide 10 - Slide