Les 2 woordenschat periode 3 K + B

Welkom in de les!
Jas aan de kapstok

Telefoon in de koffer
timer
5:00
socialiseren
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom in de les!
Jas aan de kapstok

Telefoon in de koffer
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • Startfilmpje
  • Lesdoel.
  • Instructie.
  • Zelfstandig werken.
  • Evaluatie.

Slide 2 - Slide

Startfilmpje

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Ik kan:
  •  een overdrijving herkennen
  • ironisch taalgebruik herkennen en weet wat er eigenlijk bedoeld wordt. 

Slide 4 - Slide

Instructie

Slide 5 - Slide

Instructie
Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. Als je deze trucjes herkent, begrijp je een tekst beter.

Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.

Slide 6 - Slide

Instructie
Voorbeelden overdrijving:

Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet precies wat er staat. Bijvoorbeeld:
– We hebben eeuwen op het station staan wachten. → We hebben erg lang op het station staan wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 7 - Slide

Instructie
Ironie
de schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt.

Slide 8 - Slide

Instructie
Voorbeeld Ironie:

– Het nieuwe fietsenhok is echt fantastisch. Er is niet genoeg plaats voor alle fietsen en je stoot je hoofd tegen de bovenste rekken.
Lekker dan, nu heeft iedereen opeens een pasje nodig om het afval weg te gooien.

Slide 9 - Slide

Instructie
Zelf gebruik je vast ook weleens woorden of zinnen die ironisch bedoeld zijn. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoji achter.

Slide 10 - Slide

Toepassing
Lees de strip

Slide 11 - Slide

Toepassing
Wordt de zin ‘Ik zorg wel voor de plantjes’ uitgesproken door Dirkjan of de buurman?

Vindt Dirkjan zijn buurman echt een ‘fijne’ buurman?

Wat bedoelt Dirkjan met nu geeft hij niet thuis natuurlijk?

Slide 12 - Slide

Toepassing
Voor dit PTA moeten jullie de opdrachten van hoofdstuk 4 - woordenschat, hoofdstuk 5 - woordenschat en hoofdstuk 6 - woordenschat af en geleerd hebben. Hier hebben jullie nog 4 lessen voor. 
Je start vandaag met hoofdstuk 4, of je gaat verder waar je de vorige keer gebleven bent. 

Slide 13 - Slide

Toepassing
timer
20:00

Slide 14 - Slide

Evaluatie
Heb jij je lesdoel behaald?

Laat met een zin zien dat jij jouw doel hebt behaald. 


Ik kan:
 - een overdrijving herkennen.
- ironisch taalgebruik herkennen en weet wat er eigenlijk bedoeld wordt. 
 

Slide 15 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 16 - Slide