Lezen 4 - les 3

Welkom bij Nederlands!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
-Herhaling zinsdelen en woordsoorten
-Verder in Lezen 4

Slide 2 - Slide

zinsdelen en woordsoorten

Slide 3 - Slide

Verdeel in zinsdelen:
De docent herhaalt vandaag alle lesstof van grammatica van de zinsdelen.

Slide 4 - Open question

Waarom liep Najib gisteren in Arnhem?
Onderwerp?
A
waarom
B
liep
C
Najib
D
in Arnhem

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik had hem dat al lang al gevraagd!

Slide 6 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik eet elke dag een taartje.
A
Ik
B
eet
C
elke dag een taartje
D
een taartje

Slide 7 - Quiz

Hij fietste naar het sportveld.

De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 8 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?

Zij heeft het ons toch verteld.
A
zij
B
heeft
C
ons
D
toch

Slide 9 - Quiz

Welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij is ziek vandaag.
B
Hij gaat naar het ziekenhuis.

Slide 10 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Mijn mobiel is kapot.
A
Mijn mobiel
B
is
C
is kapot
D
kapot

Slide 11 - Quiz



Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
Benoem het vetgedrukte woord:
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 12 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Onbepaald lidwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 14 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
In deze klas zitten alleen maar leuke leerlingen.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord (lw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

oefenen
Grammatica 4 - les 1, les 3 en les 4

Slide 17 - Slide

Lezen 4
Doel: een (nog) betere lezer worden

Slide 18 - Slide