Prepositions of time (voorzetsels van tijd) goede versie

Prepositions of time
Voorzetsels van tijd
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Prepositions of time
Voorzetsels van tijd

Slide 1 - Slide

Noem een Engels voorzetsel..

Slide 2 - Open question

Prepositions of time

Voorzetsels van tijd


Theme 1

Stepping Stones 5th edition

Slide 3 - Slide

Prepositions

Er zijn 3 voorzetsels die worden gebruikt om aan te geven wanneer iets gebeurt. (tijd)


on

in

at

Slide 4 - Slide

On

Gebruik je bij dagen en data.


They got married on September 2nd.

Karen plays football on Wednesdays.


Slide 5 - Slide

in

Gebruik je bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.


Handball practice starts in October.
The won an award in 1999.
The sun shines in summer.

Kim eats cornflakes in the morning.

Slide 6 - Slide

in

Let op!

Het voorzetsel 'in' gebruik je bij dagdelen, maar niet bij het dagdeel 'nacht'.

in the morning

in the afternoon

in the evening

** at night **

Slide 7 - Slide

At

Gebruik je bij tijdsaanduidingen (tijdstippen).


The concert starts at 9 o'clock.



Slide 8 - Slide

At

Bij deze uitdrukkingen gebruik je altijd 'at'.


I have hockey practice at the weekend.

We always eat turkey at Christmas.

They finished the test at the same time.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

She left ........ February.
A
In
B
At
C
On

Slide 11 - Quiz

We had dinner ...... the afternoon.
A
at
B
in
C
on

Slide 12 - Quiz

Her birthday is ...... 12 October.
A
at
B
in
C
on

Slide 13 - Quiz

We arrived ..... 5 o'clock .... Wednesday ..... 2005.
A
on, in, at
B
at, on, in
C
in, at, on

Slide 14 - Quiz

..... summer we often go swimming.
A
on
B
in
C
at

Slide 15 - Quiz

Our next lesson begins ..... two this afternoon.
A
on
B
in
C
at

Slide 16 - Quiz

Do you go to church ..... Sundays?
A
on
B
in
C
at

Slide 17 - Quiz

We never do our homework ..... the evenings.
A
at
B
in
C
on

Slide 18 - Quiz

We went to Schotland .... March the first.
A
On
B
In
C
At

Slide 19 - Quiz

The cat usually sleeps ___ night.

Slide 20 - Open question

My birthday is ____ May.

Slide 21 - Open question

Steven always plays football ___ the afternoon.

Slide 22 - Open question

We have a big test ____ Friday.

Slide 23 - Open question

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 24 - Open question

Wat kan ik extra oefenen?

Slide 25 - Open question