4. Het Nederlandse rivierenlandschap

Het Nederlandse rivierlandschap 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het Nederlandse rivierlandschap 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
• Je kunt het Nederlandse rivierenlandschap beschrijven.
• Je kunt beschrijven en verklaren waar en wanneer Nederland te maken heeft met
wateroverlast en watertekort.
• Je kunt in het landschap gevolgen van wateroverlast en watertekort herkennen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Examenvraag 

Slide 3 - Slide

Voorbeelden van een juiste reden zijn:
− Een woonheuvel is een obstakel in de uiterwaarden / belemmert de
doorstroming.
− Een woonheuvel zorgt voor minder waterbergend vermogen in de
uiterwaarden.

Examenvraag 

Slide 4 - Slide

Antwoord: D
Ontstaan van het landschap 
Water stroomt van boven naar beneden. In het water zit grind, klei en zand. 
Het zwaarste zakt als eerst naar beneden, het lichtste als laatste. 
Grind, zand en klei kan pas zakken als het water langzamer gaat stromen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De vragen:
  1. Wat is zwaarder: zand of klei? 
  2. Wat zakt waar naar beneden? 

Slide 6 - Slide

Zand is zwaarder, komt op de overwal
Klei is lichter, komt bij de komgronden

Waar zet je nu klei en zand neer? 
Wat is de functie van uiterwaarden? 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Waar is de kans op een overstroming het grootst? 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waarom daar? En in welke periode van het jaar is de kans het grootst? 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Polders 
1. droogmakerijen 
2. zeepolders 
3. veenpolders 
Ze worden allemaal bemalen 
Bemalen
Hoe werkt bemaling? 
Zeepolder

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Beantwoord de examenvraag 

Slide 12 - Slide

Voorbeelden van een juiste reden zijn:
− Een woonheuvel is een obstakel in de uiterwaarden / belemmert de
doorstroming.
− Een woonheuvel zorgt voor minder waterbergend vermogen in de
uiterwaarden.

Beantwoord de examenvraag 

Slide 13 - Slide

Antwoord: D
Hoe goed ken je het nu? 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

De dijk rondom een polder heeft een andere functie dan de dijk langs een rivier. Leg uit!

Slide 15 - Open question

This item has no instructions


A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we deze polder?
A
Zeepolder
B
Droogmakerij

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is juist?
A
Boezem ligt hoger dan de polder
B
Boezem en polder liggen even hoog
C
Polder ligt hoger dan de boezem
D
Ploezem en bolder liggen even laag

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions