3.2 en 3.3 Geld lenen kost geld (deel 1) (VM3)

Herhaling 3.2
Wat levert sparen op?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling 3.2
Wat levert sparen op?

Slide 1 - Slide

Inflatie
Is het slim om te sparen met hoge inflatie?
  • Inflatie -> prijzen stijgen
  • Kun je dan in de toekomst evenveel kopen met hetzelfde geld?
  • Nee, sparen met hoge inflatie kan dus ongunstig zijn

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige rente
  • rente wordt uitbetaald op je betaalrekening
  • je spaarbedrag blijft dus gelijk!!
  • meestal een spaardeposito
  rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 3 - Slide

Samengestelde rente
  • de rente wordt bijgeschreven op je spaarrekening
  • het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag + de ontvangen rente
rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
of
100% + rentepercentage^jaren x spaarbedrag
(1,015^3 x 1000 euro =1.045,68 euro)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welkom terug!
  • Economie boek
  • Schrift
  • Rekenmachine
  • Pen

Slide 6 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld!
  • Lenen
  • Leenmotieven
  • Hypothecaire lening
  • Kredietkosten

Slide 7 - Slide

Lenen
  • Lening = krediet
  • Rente = de vergoeding voor het lenen van geld

Slide 8 - Slide

Leenmotieven
  1. Je hebt tijdelijk geld te kort
  2. Je wilt een duurzaam consumptiegoed kopen (gebruik voor langere periode). 
  3. Je hebt onverwacht dringend geld nodig
  4. Het bedrag is te groot om te sparen (bv: huis)

Slide 9 - Slide

Hypothecaire lening
  • Hypotheek
  • Lening voor de aankoop van een huis
  • Looptijd meestal 30 jaar
  • Huis is onderpand
  • Onderpand = als je de rente en aflossing van je huis niet meer kan betalen, mag de bank het huis verkopen om het geld terug te krijgen

Slide 10 - Slide

Terugbetaling van een lening
Terugbetaling van een lening in termijnen (of termijnbedragen):
  1. Rente = de vergoeding
  2. Aflossing = het in termijnen terugbetalen van het leenbedrag + rente



Slide 11 - Slide

Kredietkosten
  • Kosten van de lening. Alles wat je méér terugbetaalt dan het bedrag dat je geleend hebt
  • Let op: je rekent niet met rentepercentages!
 Kredietkosten = 
 (aantal termijnen x termijnbedrag) - geleend bedrag

Slide 12 - Slide

Kredietkosten

Berekenen de kredietkosten per aanbieder
 Kredietkosten = 
 (aantal termijnen x termijnbedrag) - geleend bedrag

Slide 13 - Slide

Welkom terug!
  • Economie boek
  • Schrift
  • Rekenmachine
  • Pen

Slide 14 - Slide

Wat gaan wij doen
-Toets bespreken (antwoorden op bord)

-Bespreken huiswerkopdrachten:
Opdracht  t/m 38  




Slide 15 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld!
  • Lenen
  • Leenmotieven
  • Hypothecaire lening
  • Kredietkosten

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Wat: t/m eind paragraaf 3.3 
Hoe: Zelfstandig
Hulp: Gebruik je boeken
Tijd: 15 minuten?
Uitkomst: Gaan we bespreken
Klaar: even rustig wachten 
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Geld lenen kost geld!


Hoe noem je deze kosten?

Slide 18 - Slide

 Overmorgen ontvang je je salaris, maar je moet vandaag boodschappen doen. Je leent € 50,- van de buurvrouw en spreekt af dit overmorgen meteen terug te betalen. 

Welk leenmotief herken je?

Slide 19 - Slide

Je leent €1000 en betaalt dit terug in maandelijkse termijnen van €25. De looptijd van de lening is 4 jaar. Wat zijn de kredietkosten?
12 x 4 x 25 euro = 1200 euro

1200 euro - 1000 euro = 200 euro

Slide 20 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld!
  • Lenen
  • Leenmotieven
  • Hypothecaire lening
  • Kredietkosten

Slide 21 - Slide

Nabespreking

Slide 22 - Slide