H3.3 (deel 1)

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

3.2 Wat levert sparen op? (deel 2)
Is het slim om te sparen als er een hoge inflatie is?
  • Inflatie -> prijzen stijgen
  • Kun je in de toekomst dan evenveel kopen met hetzelfde gel?
  • Nee, sparen is dus ongunstig voor spaarders

Vraag 23
Vraag 22

Slide 2 - Slide

3.2 Wat levert sparen op? (deel 2)
  • Enkelvoudige rente 
  • -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • -> je spaarbedrag blijft dus gelijk!!
  • -> meestal een spaardeposito


Slide 3 - Slide

3.2 Wat levert sparen op? (deel 2)
  • Enkelvoudige rente 
  • -> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • -> je spaarbedrag blijft dus gelijk!!
  • -> meestal een spaardeposito



Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren
Vraag 24

Slide 4 - Slide

Samengestelde rente
  • -> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • -> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
3.2 Wat levert sparen op? (deel 2)

Samengestelde rente = 
rentepercentage x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
Vraag 26

Slide 5 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Deze les:

  • Lenen
  • Kredietkosten
  • Leenmotieven
  • Hypothecaire lening

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Lenen:

  • lening = krediet
  • rente = de vergoeding voor het lenen van geld

Slide 8 - Slide

3.2 Wat levert sparen op? (deel 1)

Slide 9 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Terugbetalen van een lening in termijnen (of termijnbedragen):

  1. Rente (de vergoeding)
  2. Aflossing (het leenbedrag)

Slide 10 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Kredietkosten 

  • let op: je rekent niet met rentepercentages!
Kosten van de lening. Alles wat je méér terugbetaald dan je geleend hebt.

Slide 11 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Kredietkosten 

  • let op: je rekent niet met rentepercentages!
Kosten van de lening. Alles wat je méér terugbetaald dan je geleend hebt.

Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 12 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)

Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Berekenen de kredietkosten per aanbieder

Slide 13 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Leenmotieven 

Redenen om geld te lenen
Tijdelijk geld tekort
1
Aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
2
Onverwacht dringend geld nodig en geen geld achter de hand
3
Voor het kopen van een huis (het bedrag is te groot om bij elkaar te sparen)
4

Slide 14 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Hypothecaire lening
  • Hypotheek
  • Lening voor de aankoop van een huis
  • Looptijd meestal 30 jaar
  • Huis is onderpand


Slide 15 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld! (deel 1)
Hypothecaire lening
  • Hypotheek
  • Lening voor de aankoop van een huis
  • Looptijd meestal 30 jaar
  • Huis is onderpand


Als je de rente en aflossing van je hypotheek niet meer kunt betalen, mag de bank het huis verkopen om het geld terug te krijgen

Slide 16 - Slide

Aan het werk!!

Maken t/m 32

Rekenopgaven 
9 t/m 12

Slide 17 - Slide

Geld lenen kost geld!
Hoe noem je deze kosten?
A
Leenkosten
B
Kredietkosten
C
Rente
D
Aflossing

Slide 18 - Quiz

Je leent €1.000 en betaald in dit terug in maandelijkse termijnen van €25. De looptijd van de lening is 4 jaar. Bereken de kredietkosten
A
€1.300
B
€300
C
€1.200
D
€200

Slide 19 - Quiz

Wat is volgens jou een goede reden om geld te lenen?

Slide 20 - Mind map