De leider van de Nederlandse opstand tegen de Spanjaarden
B
De koning van Nederland
C
De leider van Spanje
D
Stadhouder van Nederland
Slide 8 - Quiz
3. Dankzij wie hebben wij nu allemaal een achternaam?
A
Adolf Hitler
B
Jozef Stalin
C
Napoleon Bonaparte
D
Winston Churchill
Slide 9 - Quiz
4. Wie was de baas in Nederland in 1806 ?
A
Lodewijk XIV
B
Willem van Oranje
C
Schimmelpenninck
D
Lodewijk Napoleon
Slide 10 - Quiz
Info-1
Tussen 1581 en 1806 was Nederland een republiek , tussen 1806 en 1810 was het een koninkrijk. Het was onderdeel van Frankrijk tussen 1810 en 1813.Sinds 1815 is Nederland een monarchie en sinds 1848 is het een parlementaire democratie.
Slide 11 - Slide
Info -2
De Tachtigjarige Oorlog was een strijd in de Nederlanden die in 1568 begon en eindigde in 1648. De oorlog woedde in een van de rijkste Europese gebieden, de Habsburgse of Spaanse Nederlanden en richtte zich tegen een wereldmacht: het Spaanse Rijk onder leiding van koning Filips II
Slide 12 - Slide
5. 1581 is een belangrijk jaar want
A
met de Unie van Utrecht verenigden zich de opstandige gewesten.
B
met Unie van Atrecht gingen zuidelijke gewesten eigen weg.
C
Willem van Oranje werd vermoord.
D
Plakkaat van Verlatinghe erkende Filips II niet langer.
Slide 13 - Quiz
6. Wie was voor 1581 landsheer over de Nederlanden
A
Willem van Oranje
B
Napoleon
C
Filips II
D
Margaretha van Parma
Slide 14 - Quiz
Wanneer wordt Koning Willem 1 (NL= koninkrijk) gekroond?
A
1800
B
1805
C
1814
D
1848
Slide 15 - Quiz
Hoe heette Nederland van 1806-1815?
A
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
B
Bataafse Republiek
C
Koninkrijk Holland
D
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Slide 16 - Quiz
Wie was de baas in Nederland in 1806 ?
A
Lodewijk XIV
B
Willem van Oranje
C
Schimmelpenninck
D
Lodewijk Napoleon
Slide 17 - Quiz
1848
A
Koninkrijk
B
Parlementaire democratie
C
Absoluut vorst
D
Bataafse Republiek
Slide 18 - Quiz
Wat was nu precies de overgang in 1848 ?
Slide 19 - Open question
1848
A
Koninkrijk der Nederlanden
B
Grondwet van Thorbecke
C
Industriële Revolutie bereikt NL
D
Algemeen Kiesrecht in NL
Slide 20 - Quiz
In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven. Thorbecke schreef: 'de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.'
Thorbecke was ...
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist
Slide 21 - Quiz
Waarom was thorbecke tegen het algemeen kiesrecht? omdat Thorbecke....
A
vrouwen minderwaardig vond
B
dacht dat burgerij zelf voordeel wilde halen
C
dacht dat niet iedereen slim genoeg was
D
bang was voor heerschappij van een dictator
Slide 22 - Quiz
Wat is géén standpunt van de liberale stroming?
A
De grondwet moest de macht van de koning beperken
B
De wet moest voor iedereen gelijk zijn
C
De autoritaire orde moest worden hersteld
D
Geen bemoei- en regelzucht van de overheid
Slide 23 - Quiz
Welke politieke stroming heeft jouw voorkeur en waarom ?
Slide 24 - Open question
Welke politiek stroming heeft jouw voorkeur ?
A
liberale stroming
B
christen-democratische stroming
C
sociaal-democratische stroming
D
ecologische stroming
Slide 25 - Quiz
In Nederland bestaat de trias politica. De trias politica betekent
A
de invloed van politieke partijen
B
de mensenrechten en plichten.
C
de scheiding van de politieke macht.
D
vrije en geheime verkiezingen.
Slide 26 - Quiz
Welke uitspraak over machtenscheiding is NIET waar?
A
De rechterlijke macht bepaalt wat strafbaar is
B
Ministers hebben de wetgevende en uitvoerende macht
C
De wetgevende macht kan wetswijzigingen voorstellen
D
De rechterlijke macht is onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht
Slide 27 - Quiz
De liberale stroming:
A
Komt op voor de ondernemers. Vindt vrijheid erg belangrijk
B
draait om het verbeteren van het milieu
C
Baseert zich op de Bijbel en de christelijke traditie
D
komt op voor solidariteit
Slide 28 - Quiz
Een partij in de liberale stroming is van mening dat zorg vooral georganiseerd moet worden via:
A
de overheid
B
het marktmechanisme
C
via vrijwilligers- en charitas organisaties
D
de rechter
Slide 29 - Quiz
Een doel van sociaal-democratie is?
A
Gelijkwaardigheid
B
Eerlijke verdeling van inkomens
C
Respect voor het Woord van God (de Bijbel)
D
Bedrijven zomin mogelijk belastingen opleggen
Slide 30 - Quiz
De belangrijkste doel voor het sociaal-democratie is...
A
Mensen helpen met bedrijven
B
Mensen helpen die meer te besteden hebben
C
Helpen met gezinnen en kinderen
D
De zwakkeren helpen met weinig geld
Slide 31 - Quiz
Wat is een christen-democratie?
A
democratie zoals we dat kennen
B
het christelijk geloof en de bijbel als uitgangspunt
C
solidariteit voorop
D
vrijheid is erg belangrijk
Slide 32 - Quiz
Bij de Christen-Democratie hoort...
A
Rentmeesterschap
B
Minder Markt
C
Gelijkwaardigheid
D
Oude tradities doorbreken
Slide 33 - Quiz
Het doel van christen-democratie is:
A
Eerlijke verdeling van de inkomens
B
Respect voor het Woord van God
C
Bescherming van vrijheid voor mensen om te doen wat ze willen
D
De aarde door God gegeven bewaren
Slide 34 - Quiz
Wanneer was er algemeen kiesrecht in Nederland?
A
1894
B
1917
C
1919
D
1924
Slide 35 - Quiz
Wat is verzuiling
A
De scheiding tussen katholieken en protestanten
B
Een in groepen verdeelde samenleving
C
Een strijd om kiesrecht
D
Onderdeel van industrialisatie
Slide 36 - Quiz
Welke uitspraak over de verzuiling is NIET waar? De verzuiling ...
A
ontstond in de politiek
B
ontstond in 1917 door de schoolstrijd
C
bestond voornamelijk uit eigen organisaties
D
bestond uit 4 zuilen
Slide 37 - Quiz
Wat is ontzuiling?
A
Na WO2 het land weer opbouwen nadat het verwoest wast
B
Stemmen op een zuil dat niet bij jouw godsdienst past
C
Dat je dagelijks leven steeds minder wordt bepaald door je godsdienst
D
Dat de samenleving steeds minder wordt opgedeeld in religie