3havo do140121

Leesvaardigheid
De kracht zit 'm in de herhaling!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid
De kracht zit 'm in de herhaling!

Slide 1 - Slide

Op welke manieren kan een schrijver de tekst inleiden?

Slide 2 - Open question

Welke signaalwoorden geven het tekstverband 'tegenstelling' aan?
A
juist (niet), maar, echter, toch
B
eerst, hierna, vervolgens, vroeger
C
en, ook, daarbij, bovendien
D
dus, vandaar, dan ook, al met al

Slide 3 - Quiz

Welke signaalwoorden geven een opsomming aan?
A
omdat, immer, wegens, dus
B
want, omdat, namelijk
C
ook, ten eerste, later, intussen
D
kortom, samengevat, met andere woorden

Slide 4 - Quiz

Een schrijver vertelt dat hij een ufo zag en wat het uiteindelijk bleek te zijn. Wat zou de tekststructuur zijn?
A
verschijnsel-besprekingsstructuur
B
verschijnsel-verklaringsstructuur
C
probleem-oplossingsstructuur
D
probleem-verklaringsstructuur

Slide 5 - Quiz

Op welke plekken vind je meestal de kernzin?
A
Aan het begin van de tekst.
B
Aan het einde van de tekst.
C
In de eerste, tweede of laatste zin van de tekst.
D
In de eerste, tweede of laatste zin van een alinea.

Slide 6 - Quiz

Welke vier verbindingsmanieren voor de alinea's in het middenstuk zijn er?

Slide 7 - Open question

Welke doel heeft iemand die een betoog schrijft?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 8 - Quiz

Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoeld.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 9 - Quiz

Wat is de hoofgedachte?
A
Datgene wat de schrijver met de tekst wil zeggen.
B
Dat waar de tekst over gaat.
C
Datgene wat de schrijver wil bereiken met de tekst.
D
Het belangrijkste wat er in de tekst gezegd wordt.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn tekststructuren?
A
Logische opeenvolgingen van functies
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Standpunt, argument
D
Anekdote, uitleg, samenvatting

Slide 11 - Quiz

Welke is geen schrijfdoel?
A
Opiniëren
B
Informeren
C
Activeren
D
Uitleggen

Slide 12 - Quiz

Hoe herken je de functie 'toelichting' als functie van tekstgedeelte?
A
Algemene stelling of theorie wordt nader uitgelegd. De schrijver geeft onder andere meer voorbeelden of gevolgen.
B
Inleiding beschrijft een aspect, middenstuk legt deze verder uit
C
De schrijver geeft een algemene beschrijving waarmee hij een bepaald feit of verschijnsel verklaart of voorspelt.
D
De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.

Slide 13 - Quiz

Op welke drie manieren kan de schrijver zijn tekst afsluiten?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide