Vooroordelen en stereotypen: Doorbreek de stereotypen!

Vooroordelen en stereotypen: Doorbreek de stereotypen!

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat vooroordelen en stereotypen zijn en hoe je ze kunt doorbreken.

Wat weet je al over vooroordelen en stereotypen?

Slide 1: Wat zijn vooroordelen?

Vooroordelen zijn oordelen die we vormen over mensen of groepen zonder dat we ze echt kennen. Ze zijn gebaseerd op onze eigen overtuigingen, ervaringen en stereotypen.

Slide 2: Wat zijn stereotypen?

Stereotypen zijn generalisaties en vaststaande beelden die we hebben van een bepaalde groep mensen. Ze zijn vaak gebaseerd op vooroordelen en kunnen leiden tot discriminatie en uitsluiting.

Slide 3: Voorbeelden van vooroordelen

Vooroordelen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld ras, geslacht, religie, leeftijd of uiterlijk. Denk aan vooroordelen zoals 'alle Marokkanen zijn crimineel' of 'vrouwen zijn minder geschikt voor leidinggevende functies'.

Slide 4: Gevolgen van vooroordelen en stereotypen

Vooroordelen en stereotypen kunnen leiden tot discriminatie, vooroordelen en uitsluiting. Ze kunnen schadelijk zijn voor individuen en de maatschappij als geheel.

Slide 5: Hoe doorbreek je stereotypen?

Om stereotypen te doorbreken is het belangrijk om kennis te vergroten, open te staan voor andere perspectieven, vooroordelen te herkennen en bewust te zijn van de impact van stereotypen.

Slide 6: Empathie en persoonlijke ervaringen

Empathie tonen en persoonlijke ervaringen delen kunnen helpen om stereotypen te doorbreken. Door met elkaar in gesprek te gaan en elkaars verhalen te horen, kunnen vooroordelen verminderen.

Slide 7: Rolmodellen en diversiteit

Het tonen van rolmodellen en het bevorderen van diversiteit kan bijdragen aan het doorbreken van stereotypen. Door verschillende perspectieven te laten zien, worden stereotypen uitgedaagd.

Slide 8: Reflectie

Reflecteer op wat je hebt geleerd over vooroordelen en stereotypen. Hoe kun je zelf bijdragen aan het doorbreken van stereotypen in jouw omgeving?

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.