Of zelfstandig bezig met een oefentoets op eindexamensite.nl https://eindexamensite.nl/teacherexam/22587/start
Of je doet mee met deze LessonUp en we gaan de basis van kruisingsschema's en stambomen behandelen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4,5
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Deze les
Of zelfstandig bezig met een oefentoets op eindexamensite.nl https://eindexamensite.nl/teacherexam/22587/start
Of je doet mee met deze LessonUp en we gaan de basis van kruisingsschema's en stambomen behandelen.
Slide 1 - Slide
Extra les 1. Kruisingen
Slide 2 - Slide
Genotype : de info van beide allelen van een gen. (zit het woord gen in)
Fenotype : wat je ziet van een eigenschap.
Slide 3 - Slide
Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De
geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes
Slide 4 - Quiz
Genotype
Homozygoot = de twee allelen zijn gelijk aan elkaar
Heterozygoot = de twee allelen zijn verschillend van elkaar
Wat zijn de genotypes van de man, vrouw en het kind?
Slide 5 - Slide
Ik kruis een vrouw met blauwe ogen met een man met bruine ogen (heterozygote). Welke oogkleur krijgen de kinderen?
A
Alleen bruin
B
Alleen blauw
C
Bruin of blauw
D
Dat is niet te bepalen
Slide 6 - Quiz
Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.
Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600
Slide 7 - Quiz
Je hebt 2 katten, een zwart mannetje en een wit vrouwtje (homozygote). Deze katten krijgen allemaal witte kittens. Wit is het dominante allel. Gebruik de letters r en R a. Zijn deze jonge kittens homozygoot of heterozygoot? b. En hoe zit het met de vader en moeder?
Schrijf je kruisingstabel op in je schrift.
Slide 8 - Open question
Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.
Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr
Slide 9 - Quiz
PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.
Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 10 - Quiz
Ik kruis een homozygote blonde cavia met een homozygote (dominant) bruine cavia. Vervolgens wordt de F1 nog een keer met elkaar gekruist. Noteer de percentages van de genotypen en fenotypen van de F2.
Slide 11 - Open question
Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels. Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.
Hoeveel procent van deze nakomelingen is heterozygoot?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Recessief of dominant?
Recessief of dominant?
Zoek een kind dat een ander fenotype heeft dan beide ouders. (Sem, Karin, Hans). Het kind moet homozygoot recessief zijn en de ouders heterozygoot (evt. drager). Dat houdt in dat het witte allel de dominante is en het rode allel de recessieve