This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
les 4 Schakelingen
Slide 1 - Slide
leerdoelen
4.4.1 Je kunt uitleggen hoe je lampen en andere apparaten in serie schakelt.
4.4.2 Je kunt uitleggen waarom in een serieschakeling van lampen de stroomkring onderbroken is als er één lamp kapot is.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom in een parallelschakeling apparaten apart aan- en uitgezet kunnen worden.
4.4.4 Je kunt beschrijven waarom een parallelschakeling twee of meer stroomkringen heeft.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
serieschakeling
Slide 4 - Slide
serieschakeling
In een serieschakeling zitten alle lampen in één stroomkring. De stroom gaat van de spanningsbron (+) eerst door lamp 1, daarna door lamp 2 en dan terug naar de spanningsbron (−).
Als één lamp kapotgaat, is de stroomkring onderbroken.
Slide 5 - Slide
Wat als alles in je huis in serie geschakeld is?
Slide 6 - Slide
Parallelschakeling
In een parallelschakeling heeft ieder apparaat een eigen stroomkring.
Een parallelschakeling heeft twee of meer stroomkringen. Als één apparaat kapotgaat, dan kunnen de andere apparaten gewoon werken.
Slide 7 - Slide
De schakelaar van een staande lamp is ... in serie geschakeld met de lamp.
A
wel
B
niet
Slide 8 - Quiz
In een oude kerstboomverlichting zijn 24 lampjes in serie geschakeld. Eén van de lampjes gaat stuk.
Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
Die andere lampjes blijven gewoon branden.
B
Die andere lampjes branden nu ook niet meer.
C
Die andere lampjes gaan feller branden.
D
Die andere lampjes gaan knipperen.
Slide 9 - Quiz
In de afbeelding zie je vijf apparaten die in serie zijn geschakeld.
Waarom zou het onverstandig zijn om thuis de apparaten in serie te schakelen?
A
Als één van de apparaten uitgeschakeld is, werken de andere apparaten ook niet meer.
B
In een serieschakeling maken de apparaten veel te veel lawaai.
C
In een serieschakeling moet een lamp zitten, anders werkt de schakeling niet.
Slide 10 - Quiz
Je hebt een parallelschakeling met drie apparaten.
Wat gebeurt er als één apparaat kapot is?
A
De andere apparaten gaan ook kapot.
B
De andere apparaten werken dan ook niet.
C
De andere apparaten werken dan wel.
Slide 11 - Quiz
Er branden vier lampen in een kamer. Een lamp in de kamer gaat kapot. De rest van de lampen in de kamer blijft branden.
In deze kamer zijn de lampen:
A
in serie geschakeld
B
parallel geschakeld
Slide 12 - Quiz
In de keuken zijn drie lampen op één schakelaar aangesloten. Als je op die schakelaar drukt, gaan alle drie de lampen uit.