Herhaling thème 1

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

• Voca

Dans ce cours...

• Verbes -ir
• Passé composé avoir
• Prépositions pays/villes
• Mes vacances

Verbes en -ir

Weet je nog hoe je de werkwoorden op -ir moet vervoegen?

Vous ... vers 8 heures. (finir)

Je ... le rouge. (choisir)

Nous ... le test. (remplir)

Léa ne ... jamais bien. (réfléchir)

Tu ... vos devoirs. (finir)

Les amis ... la chanson. (choisir)

Vous ... le gagnant. (remplir)

Mon frère... bien. (réfléchir)

Passé composé avoir

Weet je nog hoe je de passé composé (= de verleden tijd met 2 werkwoorden) maakt?

Schrijf het rijtje van het hulpwerkwoord avoir uit.

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.

avoir

acheter

réfléchir

faire

être

parler

été

réfléchi

fait

parlé

eu

acheté

Leg de regel van de passé composé zo volledig mogelijk uit!

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in
de passé composé.
Vous ... une carte postale. (avoir)

Tu ... à quelle heure? (finir)

Les amis ... en vacances. (être)

J' ... de la musique. (écouter)

Nous ... du tennis. (faire)

Elle ... un film. (regarder)

Ils ... le français. (choisir)

Marc ... au Maroc. (être)

Prépositions pays/villes

Weet je nog hoe je in het Frans zegt dat je in een land of stad bent of naar een land of stad gaat?

Elle habite ... Espagne.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Nous allons ... Toulouse.

1. au
2. en
3. aux
4. à

J'ai habité ... Japon.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Il aime vivre ... Bruxelles.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Je vais ... Suisse.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Elle est ... États-Unis.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Vous restez ... Belgique?

1. au
2. en
3. aux
4. à

Il a été ... Portugal.

1. au
2. en
3. aux
4. à

Mes vacances

Weet je nog hoe je kan vertellen over je laatste vakantie in het Frans?

Tu as eu de bonnes vacances?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Tu as été où en vacances?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Tu as été en vacances avec qui?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Comment est-ce que tu as voyagé?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Il a fait quel temps?
Beantwoord de vraag in het Frans.
Schrijf een zin!

Qu'est-ce que tu as fait?
Beantwoord de vraag in het Frans. Noem 2 dingen.
Schrijf een zin!

Reflecteren

Hoe is Frans in periode 1 gegaan?

Beantwoord de vragen hierover op de volgende dia's.

Ik vind Frans ...

😒🙁😐🙂😃

Wat vond je makkelijk bij Frans in periode 1?
(huiswerk maken, leren, grammatica)

Wat vind je nog moeilijk aan de grammatica van periode 1?
(werkwoorden op -ir, passé composé, voorzetsels landen/steden)

Wat wil je in periode 2 over het thema sport/hobby leren bij Frans?

Reflecteren

Pak je taalportfolio erbij op p. 3. Teken bij de leerdoelen en het grammaticaoverzicht de juiste smiley.

Ga daarna naar de studiewijzer op p. 4-5 en check of je alle opdrachten in het taalportfolio en alle LessonUps af hebt.