le 27 octobre 2023

Havo 4

Havo 5:
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Havo 4

Havo 5:

Slide 1 - Slide

4havo: PO Spreekvaardigheid
Periode 1: filmpje ingeleverd in itslearning, als opwarmer
Periode 2:
1. Presentatie over je favoriete Nederlandse feestdag

Slide 2 - Slide

4havo: MP2

Schrijfvaardigheid
1. Iets en/of iemand beschrijven
2. Iets schrijven over een bepaald feest in het Frans
3. Een uitnodiging accepteren (briefje schrijven)voor een bepaald feest/festival in een Franstalig land
Wat te leren?
Vocabulaire lijsten
op Study Go:
1. comment décrire
2. Hoofdstuk 2.0-chapitre 2
3. Hoofdstuk 3.0- vive la fête

Link naar StudyGo groep:

Slide 3 - Slide

5havo: kijk- en luistertoets
25 januari
Oefenen is aangeraden, dit kan bijvoorbeeld met deze website:

PO literatuur (inleverdatum: 11 februari)
  • Maak een portfolio met alle onderdelen:
1. Fabels
2. Muziek
3. Poëzie
4. Proza
5. Theater
6. Stripverhaal
  • Mondeling over gelezen werken en gemaakte opdrachten in je PO (datum: 15 februari)

Slide 4 - Slide

Planning
1. Comment décrire uitleg (ook nuttig voor 5havo)
2. Voorwerp zoeken die je kunt beschrijven & beschrijving in het Frans hiervan maken
3. Samen raden welk voorwerp bij de beschrijving hoort
4. Aan de slag met leren en/of werken aan PO

Slide 5 - Slide

Comment décrire? 

Slide 6 - Slide

Comment décrire? 
Tijdens je PO ga je ook 'dingen' beschrijven.  Dit is handig omdat je ook in het buitenland soms niet weet hoe een voorwerp in een andere taal wordt genoemd, en om je verstaanbaar te maken kun je dan 'beschrijven' wat je bedoelt. 

In deze LessonUp leer je hoe je iets kunt beschrijven. 

Slide 7 - Slide

Comment décrire 
In de studiewijzer staat het handige document : 'Comment décrire'. Dit kun je vooraf aan je mondeling leren om zo handige zinnen paraat te hebben om iets te kunnen beschrijven. 


Slide 8 - Slide

Je kunt het onderscheid maken in de volgende categorieën:
C'est un truc, une personne, un endroit ou un animal. Welke categorieën zijn dat?
A
een dier, een beroep, een plaats een persoon
B
een ding, een persoon, een beroep een plaats.
C
een ding, een persoon, een plaats, een dier

Slide 9 - Quiz

Stel je hebt een voorwerp... 
Een voorwerp is 'un truc' of 'un objet' begin dan daar mee. 

C'est un objet    ou,  c'est un truc.  

Slide 10 - Slide

Zeg iets over de grootte en de vorm. 

C'est grand(e) / c'est petit(e)      Ce n'est pas grand, ni petit 


Slide 11 - Slide

L'objet est...
A
rectangulaire
B
carré
C
rond
D
triangulaire

Slide 12 - Quiz

Zeg iets over het materiaal... 
L'objet c'est fait en quoi? 
Le truc est fait en... 

Slide 13 - Slide

C'est fait en quoi?
C'est en...
A
argent
B
plastique
C
fer
D
bois

Slide 14 - Quiz

Waar bevindt het object zich? 
C'est un objet mobile/ immobile? 
Ce truc se trouve à l'intérieur où à l'extérieur? 
On trouve l'objet (par exemple)  à la cuisine, à l'école, à la salle de bains etc. 

Slide 15 - Slide

C'est un objet ...
A
mobile
B
immobile

Slide 16 - Quiz

Se truc se trouve....
A
à l'intérieur
B
à l'extérieur

Slide 17 - Quiz

Cet objet se trouve
dans...
A
la cuisine
B
la salle de bains
C
le jardin
D
la salle de séjour

Slide 18 - Quiz

Leg uit waarvoor we het gebruiken? 

On l'utilise pour.... 

Slide 19 - Slide

Pourquoi on l'utilise?
A
on l'utilise pour manger
B
on l'utilise pour préparer un dîner
C
on l'utilise pour apprendre une langue
D
on l'utilise pour s'identifier

Slide 20 - Quiz

description numéro 1: 
C'est un truc, c'est petit et c'est carré 
L'objet n'a pas vraiment une couleur, c'est plûtot transparant. 
C'est un objet mobile et on le trouve à l'intérieur. 
On trouve l'objet dans la cuisine. 
On l'utilise pour garder nos boissons fraîches. 
C'est en glace, et c'est un objet très froid 

Slide 21 - Slide

C'est quoi, description 1?
A
een koelkast
B
een ijsblokje
C
een cocktail
D
een glas water

Slide 22 - Quiz

description numéro 2: 
C'est un truc, c'est petit et c'est en tissu 
C'est en toutes sortes de couleurs. 
C'est un objet mobile et on l'utilise dans les endroits publiques. 
On l'utilise pour se protéger contre les virus. 
C'est obligatoire de le porter au bus mais aussi au supermarché par exemple. On le porte sur le visage. 

Slide 23 - Slide

C'est quoi, l'objet de description 2?
A
een pleister
B
een pcr test
C
een zakdoekje
D
een mondkapje

Slide 24 - Quiz

description numéro 3: 
C'est un animal
C'est un petit animal, il a deux pattes. 
Il vit à la ferme à l'extérieur. 
C'est un bébé, il a un bec, et il est un herbivore. 
L'animal a la couleur jaune et il est très mignon. 
On peut le manger, mais sa mère est plus populaire comme poulet rôti. 

Slide 25 - Slide

description 3, c'est quel animal?
A
een eend
B
een kip
C
een haan
D
een kuikentje

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Mix & match
forme
dimensions
poids
matière
couleur
rectangulaire
grand
carré
en cuir
léger
petit
en laine
gris foncé
lourd

Slide 28 - Drag question

Jaune
A
B
C
D

Slide 29 - Quiz

Il est carré et en papier. Il est bleu
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz

Cette table est ...
A
... en bois
B
... en verre
C
... en tissu
D
... en plastique

Slide 31 - Quiz

ce journal est ...
A
en verre
B
en tissu
C
en papier
D
en bois

Slide 32 - Quiz

Cette vase est ...
A
... en bois
B
... en tissu
C
... en plastique
D
... en verre

Slide 33 - Quiz

Au travail...
1) Ga op zoek naar een object (op internet of in je tas)

2) Schrijf zoveel mogelijk woorden/zinnen in het Frans op om jouw object te beschrijven.

3) De spinner kiest een aantal lln uit. Je gaat jouw object beschrijven en wij gaan raden wat het is.
Gebruik de voca + zinnen ''comment décrire'' op StudyGo
timer
1:00
Bonne chance!

Slide 34 - Slide

Qui va décrire son objet?
Avec le spinner, je choisis des personnes qui vont décrire l'objet.

Slide 35 - Slide

Parler d'un livre 
In de studygo: Comment décrire,  staan ook handige zinnen om te gebruiken bij het geven van je mening over een boek. 

Die zinnen zijn ook handig wanneer je in havo 5 je mondeling literatuur doet. 

Slide 36 - Slide

Qu'est-ce que tu peux faire maintenant? 

4havo:
--> apprendre 'Comment décrire' 
--> préparer le tâche: ''parler d'une fête''
(komt nog op Itslearning, voor nu: kies je favoriete Nederlandse feestdag uit en leg uit waarom je dit vindt (in het Nederlands voor nu))

5havo:
--> maak onderdeel 1 van je PO af (fabels) en lever het bij mij in (itslearning français 5H)




Slide 37 - Slide