le 28 novembre 2023

Planning
1. Comment décrire uitleg
2. Voorwerp zoeken die je kunt beschrijven & beschrijving in het Frans hiervan maken
3. Samen raden welk voorwerp bij de beschrijving hoort
4. Aan de slag met leren of eventueel een schrijfopdracht ter oefening vragen aan Moniek
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
1. Comment décrire uitleg
2. Voorwerp zoeken die je kunt beschrijven & beschrijving in het Frans hiervan maken
3. Samen raden welk voorwerp bij de beschrijving hoort
4. Aan de slag met leren of eventueel een schrijfopdracht ter oefening vragen aan Moniek

Slide 1 - Slide

Comment décrire? 

Slide 2 - Slide

Comment décrire? 
Dit is handig omdat je ook in het buitenland soms niet weet hoe een voorwerp in een andere taal wordt genoemd, en om je verstaanbaar te maken kun je dan 'beschrijven' wat je bedoelt. 

In deze LessonUp leer je hoe je iets kunt beschrijven. 

Slide 3 - Slide

Comment décrire 
In de studiewijzer staat het handige document : 'Comment décrire'. Dit kun je vooraf aan je mondeling leren om zo handige zinnen paraat te hebben om iets te kunnen beschrijven. 


Slide 4 - Slide

Je kunt het onderscheid maken in de volgende categorieën:
C'est un truc, une personne, un endroit ou un animal. Welke categorieën zijn dat?
A
een dier, een beroep, een plaats een persoon
B
een ding, een persoon, een beroep een plaats.
C
een ding, een persoon, een plaats, een dier

Slide 5 - Quiz

Stel je hebt een voorwerp... 
Een voorwerp is 'un truc' of 'un objet' begin dan daar mee. 

C'est un objet    ou,  c'est un truc.  

Slide 6 - Slide

Zeg iets over de grootte en de vorm. 

C'est grand(e) / c'est petit(e)      Ce n'est pas grand, ni petit 


Slide 7 - Slide

L'objet est...
A
rectangulaire
B
carré
C
rond
D
triangulaire

Slide 8 - Quiz

Zeg iets over het materiaal... 
L'objet c'est fait en quoi? 
Le truc est fait en... 

Slide 9 - Slide

C'est fait en quoi?
C'est en...
A
argent
B
plastique
C
fer
D
bois

Slide 10 - Quiz

Waar bevindt het object zich? 
C'est un objet mobile/ immobile? 
Ce truc se trouve à l'intérieur où à l'extérieur? 
On trouve l'objet (par exemple)  à la cuisine, à l'école, à la salle de bains etc. 

Slide 11 - Slide

C'est un objet ...
A
mobile
B
immobile

Slide 12 - Quiz

Se truc se trouve....
A
à l'intérieur
B
à l'extérieur

Slide 13 - Quiz

Cet objet se trouve
dans...
A
la cuisine
B
la salle de bains
C
le jardin
D
la salle de séjour

Slide 14 - Quiz

Leg uit waarvoor we het gebruiken? 

On l'utilise pour.... 

Slide 15 - Slide

Pourquoi on l'utilise?
A
on l'utilise pour manger
B
on l'utilise pour préparer un dîner
C
on l'utilise pour apprendre une langue
D
on l'utilise pour s'identifier

Slide 16 - Quiz

description numéro 1: 
C'est un truc, c'est petit et c'est carré 
L'objet n'a pas vraiment une couleur, c'est plûtot transparant. 
C'est un objet mobile et on le trouve à l'intérieur. 
On trouve l'objet dans la cuisine. 
On l'utilise pour garder nos boissons fraîches. 
C'est en glace, et c'est un objet très froid 

Slide 17 - Slide

C'est quoi, description 1?
A
een koelkast
B
een ijsblokje
C
een cocktail
D
een glas water

Slide 18 - Quiz

description numéro 2: 
C'est un truc, c'est petit et c'est en tissu 
C'est en toutes sortes de couleurs. 
C'est un objet mobile et on l'utilise dans les endroits publiques. 
On l'utilise pour se protéger contre les virus. 
C'est obligatoire de le porter au bus mais aussi au supermarché par exemple. On le porte sur le visage. 

Slide 19 - Slide

C'est quoi, l'objet de description 2?
A
een pleister
B
een pcr test
C
een zakdoekje
D
een mondkapje

Slide 20 - Quiz

description numéro 3: 
C'est un animal
C'est un petit animal, il a deux pattes. 
Il vit à la ferme à l'extérieur. 
C'est un bébé, il a un bec, et il est un herbivore. 
L'animal a la couleur jaune et il est très mignon. 
On peut le manger, mais sa mère est plus populaire comme poulet rôti. 

Slide 21 - Slide

description 3, c'est quel animal?
A
een eend
B
een kip
C
een haan
D
een kuikentje

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Mix & match
forme
dimensions
poids
matière
couleur
rectangulaire
grand
carré
en cuir
léger
petit
en laine
gris foncé
lourd

Slide 24 - Drag question

Jaune
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

Il est carré et en papier. Il est bleu
A
B
C
D

Slide 26 - Quiz

Cette table est ...
A
... en bois
B
... en verre
C
... en tissu
D
... en plastique

Slide 27 - Quiz

ce journal est ...
A
en verre
B
en tissu
C
en papier
D
en bois

Slide 28 - Quiz

Cette vase est ...
A
... en bois
B
... en tissu
C
... en plastique
D
... en verre

Slide 29 - Quiz

Au travail...
1) Ga op zoek naar een object (op internet of in je tas)

2) Schrijf zoveel mogelijk woorden/zinnen in het Frans op om jouw object te beschrijven.

3) De spinner kiest een aantal lln uit. Je gaat jouw object beschrijven en wij gaan raden wat het is.
Gebruik de voca + zinnen ''comment décrire'' op StudyGo
timer
1:00
Bonne chance!

Slide 30 - Slide

Qui va décrire son objet?
Avec le spinner, je choisis des personnes qui vont décrire l'objet.

Slide 31 - Slide

Parler d'un livre 
In de studygo: Comment décrire,  staan ook handige zinnen om te gebruiken bij het geven van je mening over een boek. 

Die zinnen zijn ook handig wanneer je later bij Frans je mondeling literatuur doet. 

Slide 32 - Slide

Qu'est-ce que tu peux faire maintenant? 

--> apprendre les mots
--> faire un exercice d'écrit






Slide 33 - Slide