In het begin was er niets. Geen dieren, geen planten, geen bergen, geen water. De aarde bestond niet en er waren ook geen andere planeten, of sterren of de maan. Er was geen licht. En toen zei God: “Laat er licht zijn!” En God maakte het licht. “Dit is fantastisch!” riep God. “Ik ga zonnen en andere sterren maken, zodat het hele heelal verlicht wordt. En ik maak planeten die om de zonnen heen draaien. En de aarde, die laat ik zo om haar zon draaien dat er seizoenen zijn. Ik maak zomer en winter en dag en nacht. Overdag is het licht en in de nacht is het donker. Zo moet het zijn.”