Library File 7; les 3

Library file 7
Cribs
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Library file 7
Cribs

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je leert het werkwoord to want and to will.

Slide 2 - Slide

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.

Slide 3 - Slide

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.
Ik wil een nieuwe game.

Slide 4 - Slide

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.
Ik wil een nieuwe game.
I want a new game.

Slide 5 - Slide

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.
Ik wil een nieuwe game.
I want a new game.
Hij wil de Playstation 5.

Slide 6 - Slide

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.
Ik wil een nieuwe game.
I want a new game.
Hij wil de Playstation 5.
He wants the Playstation 5.

Slide 7 - Slide

Want or will
Als je wilt dat er iets gebeurt, dan gebruik je want + to + ww.

Slide 8 - Slide

Want or will
Als je zegt dat je iets wilt doen, gebruik je want + to + ww.
Ik wil een spel spelen.

Slide 9 - Slide

Want or will
Als je zegt dat je iets wilt doen, gebruik je want + to + ww.
Ik wil een spel spelen.
want to play a game.

Slide 10 - Slide

Want or will
Als je zegt dat je iets wilt doen, gebruik je want + to + ww.
Ik wil een spel spelen.
want to play a game.
Ze wil de muren verven.

Slide 11 - Slide

Want or will
Als je zegt dat je iets wilt doen, gebruik je want + to + ww.
Ik wil een spel spelen.
want to play a game.
Ze wil de muren verven.
She wants to paint the walls.

Slide 12 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.

Slide 13 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.
Ik ga mijn huiswerk doen.

Slide 14 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.
Ik ga mijn huiswerk doen.
will do my homework.

Slide 15 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.
Ik ga mijn huiswerk doen.
will do my homework.
Ze gaat foto's maken.

Slide 16 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.
Ik ga mijn huiswerk doen.
will do my homework.
Ze gaat foto's maken.
She will take photos.

Slide 17 - Slide

I .... a colourful room.
A
will
B
want

Slide 18 - Quiz

She .... a new room.
A
will
B
wants

Slide 19 - Quiz

Tomorrow, I .... buy a new desk.
A
will
B
want

Slide 20 - Quiz

We .... help you move house next week.
A
will
B
want

Slide 21 - Quiz

Ik wil een poster.

Slide 22 - Open question

Wij willen verhuizen.
A
We will move.
B
We want to move.

Slide 23 - Quiz

Zij wil een nachtkastje.
A
She wants a nightstand.
B
She will get a nightstand.

Slide 24 - Quiz

Ik zal morgen naar de winkel gaan.
A
I want to go to the store tomorrow.
B
I will go to the store tomorrow.

Slide 25 - Quiz

Wij gaan blauwe verf kopen.
A
We will buy blue paint.
B
We want to buy blue paint.

Slide 26 - Quiz

Zij wil jou helpen.

Slide 27 - Open question

Zij wil jou helpen.

Slide 28 - Open question

Want or will
In het Engels zeg je met het werkwoord want dat je iets wilt.
Ik wil een nieuwe game.
I want a new game.
Hij wil de Playstation 5.
He wants the Playstation 5.

Slide 29 - Slide

Want or will
Als je wilt dat er iets gebeurt, dan gebruik je want + to + ww.
Ik wil een spel spelen.
want to play a game.
Ze wil de muren verven.
She wants to paint the walls.

Slide 30 - Slide

Want or will
Als iets zal / gaat gebeuren, dan gebruik je will + ww.
Ik ga mijn kamer een make-over geven.

I will give my room a makeover
She will like her new room.
 Zij zal haar nieuwe kamer mooi vinden.

Slide 31 - Slide

Einde

Slide 32 - Slide