What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 4, week 2 Les 5 - VOORZETSELS
Welke drie lidwoorden ken jij?
1 / 35
next
Slide 1:
Open question
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welke drie lidwoorden ken jij?
Slide 1 - Open question
Slide 2 - Slide
Schrijf een zelfstandig naamwoord op!
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Slide
Wat is het zelfstandige naamwoord?
A
verspringen
B
de geit
C
het
Slide 5 - Quiz
Wat is het zelfstandige naamwoord?
A
de appel
B
werken
C
de
Slide 6 - Quiz
Hoe noem je het onderstreepte woord?
Ik eet een rode
appel
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
Slide 7 - Quiz
Weet jij hoe je het onderstreepte woord noemt?
Het
kind
speelt op het schoolplein.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Welk woordsoort is 'mooie'?
De
mooie
kaart wordt geschreven.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Quiz
Kun jij een werkwoord opschrijven?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Wat is het werkwoord in de zin?
Luuk komt uit school.
A
Luuk
B
komt
C
uit
D
school
Slide 13 - Quiz
Wat is het hele werkwoord van:
Ik las een boek
A
lezen
B
lesen
C
leezen
D
leest
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoord?
Wij spelen met onze lego.
A
wij
B
met
C
spelen
D
lego
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
LESDOEL
Ik kan een voorzetsel herkennen in een zin en het juiste voorzetsel gebruiken.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Het voorzetsel
Slide 19 - Slide
WAAR vraag?
Slide 20 - Slide
WANNEER vraag?
Slide 21 - Slide
Wat is het voorzetsel?
Zij zitten op school.
A
zij
B
op
C
zitten
D
school
Slide 22 - Quiz
Wat is het voorzetsel?
De koe staat in de wei.
A
koe
B
wei
C
de
D
in
Slide 23 - Quiz
Wat is het voorzetsel?
Ik eet graag een patatje met ketchup.
A
eet
B
patatje
C
met
D
ketchup
Slide 24 - Quiz
Welk woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 25 - Quiz
Wat is het voorzetsel in deze zin:
“Mijn boek ligt nog op het bureau.”
A
Boek
B
Ligt
C
Op
D
Bureau
Slide 26 - Quiz
Welk voorzetsel past in deze zin:
“Ik speel in de tuin, ... ons huis.”
A
Tussen
B
In
C
Achter
D
Op
Slide 27 - Quiz
Welk voorzetsel past op de puntjes in de zin?
(er zijn twee antwoorden goed)
De ooievaar zit ... zijn nest
A
naar
B
om
C
op
D
voor
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Video
WAT IS HET VOORZETSEL?
De hond ligt in zijn mand.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 30 - Open question
WAT IS HET VOORZETSEL?
Gaan we na de wedstrijd iets leuks doen?
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 31 - Open question
WAT IS HET VOORZETSEL?
De piloot zit op zijn stoel.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 32 - Open question
WAT IS HET VOORZETSEL?
Ik speel met mijn poppen.
waar-vraag!
Wanneer-vraag!
Slide 33 - Open question
Voorzetsels
Slide 34 - Mind map
aan het werk
TAAL
Les 5
Boek en schrift
Eerst opgave 2
Dan opgave 3
Klaar: taalblobs
waar-vraag
wanneer-vraag
Slide 35 - Slide
More lessons like this
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Thema 4, week 2 Les 9 - VOORZETSELS
February 2023
- Lesson with
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Woordsoorten
September 2023
- Lesson with
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten
June 2023
- Lesson with
37 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten
March 2022
- Lesson with
37 slides
Taal
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Woordsoorten
August 2023
- Lesson with
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Woordsoorten
October 2022
- Lesson with
37 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten
April 2020
- Lesson with
41 slides
Taal
Basisschool
Groep 8