1: In de ...... werden vroeger koopwaar gewogen.
2: Bij ........................ werden dieren gehouden op een boerderij. De dieren gaven melk, vlees en wol.
3: Bij ................ werden groente, fruit en bloemen verbouwt.
4: Een kanaal in de stad heet een ................
5: Rembrandt schildert een ........... van een rijke man.