V4 - T3 : BS 2 Bacteriën, virussen en schimmels

1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Bs. 2 Bacteriën, virussen en schimmels

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Deze les

Leerdoelen
Bs. 2
Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

Je kunt kenmerken van bacteriën noemen
Je kunt kenmerken van virussen noemen
Je kunt kenmerken van schimmels noemen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Slide 8 - Video

Bacteriën zijn heel klein. Het zijn ééncellige organismen.
Ze bestaan dus uit maar één cel terwijl mensen uit wel 100
triljoen cellen bestaan.
Bacteriën zitten niet alleen op vieze plekken. Ze zijn overal.
Archaea
Prokaryoot
- Geen kernmembraan
- Wel DNA + ribosomen
- Flagellen: voortbewegen

Extremofiel
- extremen omstandigheden


Geisers, zoutmeren, darmen (methaangas)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bacteriën
Meestal één cirkelvormig chromosoom

Soms plasmiden
- kleine cirkelvormige chromosomen
met genen (plasmide)

Meeste heterotroof

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schimmels
Eukaryoot
- celkern

Geen bladgroenkorrels, dus geen fotosynthese

Heterotroof en breken organische stoffen af tot anorganisch


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Virussen
Geen organisme, niet levend
- geen cytoplasma of kernplasma
- Wel DNA of RNA

Voortplanting alleen in gastheercellen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bacteriofaag

Virussoort die specifieke bacteriën als gastheer gebruikt







Slide 13 - Slide

This item has no instructions

vragen
VRAGEN? 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Onderzoek: Bacteriën
Materialen
Agaragar platen: voedingsbodem voor bacteriën
Water, handgel en afwasmiddel

Wat is je onderzoeksvraag?
Wat is je hypothese?
Kort stappenplan -> werkwijze

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

BiNaS:
Tot welke type virus wordt het MKZ-virus gerekend?
A
DNA (dubbelstrengs)
B
DNA (enkelstrengs)
C
RNA (dubbelstrengs)
D
RNA, kan dienen als mRNA

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

eiwitten op de buitenkant van een cel of van een virus
A
Antigenen
B
Antistoffen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer overlijdt een virus?
A
niet
B
als het een uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
C
als het virus 2 uur lang niet op een levend wezen heeft gezeten
D
als het wordt gekookt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Het virale genoom van het mazelenvirus bestaat uit RNA dat onder andere codeert voor de volgende structuureiwitten:
- H-eiwit (hemagglutinine): voor hechting aan de gastheercel
- F-eiwit (fusie-eiwit): voor fusie van het virus met de gastheercel
- L-eiwit (large protein): enzymatisch deel van het RNA-polymerasecomplex
Iemand is geïnfecteerd met mazelen.
Welke antistoffen zullen er in het bloed aanwezig zijn?
A
Antistof tegen H-eiwit en L-eiwit
B
Antistof tegen H-eiwit en F-eiwit
C
Antistof tegen F-eiwit en L-eiwit
D
Antistof tegen H-eiwit, F-eiwit, L-eiwit

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

10. Als je sneltest negatief is (virus-eiwit niet aangetoond) kun je alsnog besmet zijn met het virus.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zelf aan de slag


Bs. 2
Opdrachten 14 t/m24
timer
5:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions