Kunt u het herhalen alstublieft? - Vous pouvez répéter, s'il vous plaît ?
Kun je het raam opendoen? - Tu peux ouvrir la fenêtre ?
Open je boeken - Ouvre tes livres (ouvrez vos livres = open jullie boeken)
We gaan beginnen - On va commencer
Goed werk! / Goed gedaan! - Bon travail!
Tot morgen! - À demain!
Slide 5 - Slide
Au travail: Flashcards
Groupes de 3 à 4 personnes
Faites des flashcards avec 'avoir' (p.100) , apprendre 1,2 & 5
Verdeel wie wat opschrijft:
1. Schrijf op 1 kant het Frans, andere kant het Nederlands (4 min)
2. Leg alle kaartjes op tafel, met het Nederlands boven op.
3. Groepslid pakt 2 kaartjes die bij elkaar kunnen (vb: "Zij is - op de middelbare school) en geeft dit aan een groepsgenoot. Die moet beide kaartjes vertalen (en kunnen spellen. Let ook op le/la/un/une). Als goed, mag groepsgenoot de kaartjes houden. Zo niet, terug op de stapel en is volgende aan de beurt. (10 min)
4. Groepslid met meeste kaartjes heeft gewonnen.
timer
4:00
Slide 6 - Slide
Schrijf 1 zin op die je hebt gemaakt met de Flashcards