Signaalwoorden

Lesprogramma

Welke signaalwoorden ken jij?
Uitleg van signaalwoorden
Oefenen met signaalwoorden

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesprogramma

Welke signaalwoorden ken jij?
Uitleg van signaalwoorden
Oefenen met signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 2 - Mind map

Lesdoel
  • Je weet wat het woord 'tekstverband' betekent
  • Je weet wat het woord 'signaalwoord' betekent
  • Je kunt in een tekst een paar signaalwoorden aanwijzen.
  • Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen en alinea's
A
trefwoorden
B
signaalwoorden
C
uitdrukkingen
D
synoniemen

Slide 5 - Quiz

Welk woord hoort op het stippellijntje?
in een tekst zijn er...........tussen woorden, zinnen en alinea's
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 6 - Quiz

Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een tekstverband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 8 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 9 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 10 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak - gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Om welk tekstverband gaat hier?
'Ik kreeg een hapje en een drankje'
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een volgorde van tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb

Slide 13 - Quiz


 16. Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 14 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 15 - Quiz


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 16 - Open question

 Opdracht 4

Slide 17 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 18 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 19 - Drag question

 Opdracht 5

Slide 20 - Slide


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 21 - Open question


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide