Signaalwoorden maken het verband duidelijk tussen de dingen die de docent zegt. Zodra je docent een signaalwoord noemt, kun je je pen in de aanslag houden: nu komt er waarschijnlijk belangrijke informatie!
Voorbeelden:
• Hoor je
ten eerste, ten tweede, ...? Dan geeft je docent een
opsomming.
• Hoor je
eerst, daarna, vervolgens? Dan vertelt je docent in
welke volgorde iets is gebeurd.
• Hoor je
enerzijds en anderzijds? Dan belicht je docent een onderwerp van
verschillende kanten.
• Hoor je
kortom of al met al? Dan geeft je docent een
conclusie of samenvatting.
• Hoor je
doordat, de reden voor ... is ... of als gevolg van? Dan legt je docent een
oorzaak en gevolg uit.
• Hoor je
bijvoorbeeld of zoals? Dan geeft je docent een
voorbeeld.