10.1 t/m 10.3 Eigenschappen / Oplosbaarheid en Opbouw van zouten( **)

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 1 - Quiz

Geleid een moleculaire stof stroom?
A
nooit
B
alleen in opgeloste vorm
C
opgelost en gesmolten
D
altijd

Slide 2 - Quiz

Positief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 3 - Quiz

negatief geladen ionen bestaan uit
A
niet-metalen (binas geel)
B
niet-metalen (binas blauw)
C
metalen (binas geel)
D
metalen (binas blauw)

Slide 4 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
K2O(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 5 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
K2O(s)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 6 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
H2O2(l)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 7 - Quiz

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 8 - Drag question

Geleidt deze stof stroom?
C6H12O6(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 9 - Quiz

Welke stoffen geleiden WEL stroom. 
Vloeibare moleculaire stof
Vloeibaar metaal
Vast zout
Vloeibaar zout
Vast metaal 
Vaste moleculaire stof

Slide 10 - Drag question


Juna zegt: Bij kamertemperatuur kan er meer keukenzout oplossen dan salpeter.
Aniek zegt: Hoe hoger de temperatuur hoe meer zout er oplost.
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Aniek
C
Juna & Aniek
D
Geen van beiden

Slide 11 - Quiz


C=Vm
90 mg kaliumchloride wordt op gelost in 0,3 dm3 water. Laat met een berekening zien wat de concentratie is.

Slide 12 - Open question

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+

Slide 13 - Drag question

Ion-soort: broomion.
Wat is de naam in de formule?
A
bromide
B
broomide
C
broom

Slide 14 - Quiz

Ion-soort: fluorion.
Wat is de naam in de formule?
A
floride
B
fluoride
C
fluor

Slide 15 - Quiz

Ion-soort: zwavelion.
Wat is de naam in de formule?
A
zwavel
B
zwavelide
C
sulfide

Slide 16 - Quiz

Ion-soort: zuurstofion.
Wat is de naam in de formule?
A
zuurstof
B
oxidgen
C
oxide

Slide 17 - Quiz

KCl = kaliumchlooride
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 18 - Quiz

Na O = natriumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 19 - Quiz

K O = dikaliumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 20 - Quiz

chloridecalcium (Cl Ca)
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste notatie ijzer(III)jodide?
A
FeI2
B
FeI3
C
Fe2I
D
Fe3I

Slide 22 - Quiz

+
2+
-
2-
0
3+

Slide 23 - Drag question

5

Slide 24 - Video

00:36
Bij welke groep hoort BaSO4

Slide 25 - Open question

02:21
pak je binas en zoek op welke lading het chloor ion heeft

Slide 26 - Open question

00:36
Bij welke groep hoort H2O
A
zouten
B
moleculaire stoffen
C
metalen

Slide 27 - Quiz

00:36
Bij welke groep hoort SnCl2
A
zouten
B
metalen
C
moleculaire stoffen

Slide 28 - Quiz

00:36
Bij welke groep hoort Mg
A
zouten
B
metalen
C
moleculaire

Slide 29 - Quiz

Wat moet je van paragraaf 10.3 uit je hoofd kennen? 
#100%kennis
  • bron 1: latijnse telwoorden vs. romeinse cijfers
  • bron 3: namen van ionen
  • bron 4: ladingen en namen van aantal ionen
  • bron 5: ladingen aan de hand van periodiek systeem
  • begrippen!

Slide 30 - Slide