10.1 t/m 10.3 Eigenschappen / Oplosbaarheid en Opbouw van zouten

Metalen
Niet-metalen
Pak je binas er ook bij!
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Metalen
Niet-metalen
Pak je binas er ook bij!

Slide 1 - Slide

TIP: Maak aantekeningen

Slide 2 - Slide

Wat voor
soort stof
is dit?
A
Zout
B
Metaal
C
Moleculaire stof

Slide 3 - Quiz

- Het zout zelf is neutraal, er zijn net zoveel + als - ionen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Geleidt deze stof stroom?
K2O(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 6 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
K2O(s)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 7 - Quiz

Geleidt deze stof stroom?
H2O2(l)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 8 - Quiz

Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide

Geleidt deze stof stroom?
C6H12O6(aq)
A
ja, het is een zout
B
nee, het is een zout
C
ja, het is een moleculaire stof
D
nee, het is een moleculaire stof

Slide 11 - Quiz

Welke stoffen geleiden WEL stroom. 
Vloeibare moleculaire stof
Vloeibaar metaal
Vast zout
Vloeibaar zout
Vast metaal 
Vaste moleculaire stof

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide


Juna zegt: Bij kamertemperatuur kan er meer keukenzout oplossen dan salpeter.
Aniek zegt: Hoe hoger de temperatuur hoe meer zout er oplost.
Wie heeft er gelijk?
A
Juna
B
Aniek
C
Juna & Aniek
D
Geen van beiden

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
Donderdag 24 november
  • Maken en nakijken §10.1
  • Opdracht 1 t/m 31

Slide 15 - Slide


C=Vm
90 mg kaliumchloride wordt op gelost in 0,3 dm3 water. Laat met een berekening zien wat de concentratie is.

Slide 16 - Open question

Moleculaire stoffen
Zouten
Bestaat uit metaalion en niet-metaalion
Bestaat uit 
niet-metaalatomen.
CaBr2
CBr4
calciumbromide
  • eerst metaal ion
  • tweede niet-metaalion
(mono)koolstoftetrabromide
Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur.
Moleculairestoffen kunnen bij kamertemperatuur in alle fases voorkomen.
Ca2+
2Br

Slide 17 - Slide

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+

Slide 18 - Drag question

Ion-soort: broomion.
Wat is de naam in de formule?
A
bromide
B
broomide
C
broom

Slide 19 - Quiz

Ion-soort: fluorion.
Wat is de naam in de formule?
A
floride
B
fluoride
C
fluor

Slide 20 - Quiz

Ion-soort: zwavelion.
Wat is de naam in de formule?
A
zwavel
B
zwavelide
C
sulfide

Slide 21 - Quiz

Ion-soort: zuurstofion.
Wat is de naam in de formule?
A
zuurstof
B
oxidgen
C
oxide

Slide 22 - Quiz

KCl = kaliumchlooride
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 23 - Quiz

Na O = natriumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 24 - Quiz

K O = dikaliumoxide
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 25 - Quiz

chloridecalcium (Cl Ca)
2
A
goede notatie
B
foute notatie

Slide 26 - Quiz

Wat is de juiste notatie ijzer(III)jodide?
A
FeI2
B
FeI3
C
Fe2I
D
Fe3I

Slide 27 - Quiz

+
2+
-
2-
0
3+

Slide 28 - Drag question

Wat moet je van paragraaf 10.1 uit je hoofd kennen? 
#100%kennis
  • bron 3: stroomgeleiding bij stoffen
  • bron 6: eigenschappen van zouten
  • begrippen!

Slide 29 - Slide

Wat moet je van paragraaf 10.2 uit je hoofd kennen? 
#100%kennis
  • begrippen!

Slide 30 - Slide

Wat moet je van paragraaf 10.3 uit je hoofd kennen? 
#100%kennis
  • bron 1: latijnse telwoorden vs. romeinse cijfers
  • bron 3: namen van ionen
  • bron 4: ladingen en namen van aantal ionen
  • bron 5: ladingen aan de hand van periodiek systeem
  • begrippen!

Slide 31 - Slide