What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dag 5
Nieuwe woorden Thema 18
Nederland
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nieuwe woorden Thema 18
Nederland
Slide 1 - Slide
de rivier
een brede stroom die op natuurlijke wijze ontstaan is en die water naar zee voert
rivier - rivieren
zin
: De Maas en de Waal zijn rivieren.
zin
: De Nijl is met een lengte van 5499 tot 6695 km de langste rivier van de wereld.
36
Slide 2 - Slide
's middags
tijdens de middag
zin
: Ik doe altijd 's middags mijn boodschappen.
zin
: Ik ga 's middags om half drie naar de kantine.
37
Slide 3 - Slide
's morgens
tijdens de ochtend
zin
: Wij hebben 's morgens om 10 over 10 de eerste pauze.
zin
: Hij staat 's morgens altijd vroeg op, anders komt hij te laat op school.
38
Slide 4 - Slide
Sinterklaas
een heilige die op 5 december en in de weken ervoor cadeaus geeft aan de kinderen
zin
: Sinterklaas is een traditioneel Nederlands kinderfeest.
zin
: Sinterklaas staat bekend om zijn lange witte baard en rode kleding.
40
Slide 5 - Slide
skiën
met ski's van een berg met sneeuw af glijden
zin
: Als er sneeuw op de bergen ligt gaan wij altijd skiën.
zin
: Skiën is een onderdeel op de Olympische winterspelen.
41
Slide 6 - Slide
sommige
een paar
niet alle
zin
: Sommige mensen durven niet in een lift.
zin
: Veel mensen in Nederland eten 's morgens brood, sommige mensen eten rijst.
42
Slide 7 - Slide
Verwerkingsvragen thema 18
Nederland
Slide 8 - Slide
Hoe noemen we een natuurlijke waterstroom die uitmondt in zee?
A
sloot
B
meer
C
rivier
D
plas
Slide 9 - Quiz
Wanneer gaat de school uit?
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts
Slide 10 - Quiz
Wat doe jij 's morgens?
Slide 11 - Mind map
Op welke datum vieren wij Sinterklaas?
Slide 12 - Open question
Wat doet Sinterklaas?
A
Neemt de kinderen mee naar Spanje.
B
Deelt cadeaus uit aan de kinderen.
Slide 13 - Quiz
Wat gebruik je met skiën?
A
schaatsen
B
skates
C
ski's
Slide 14 - Quiz
Wat doe je met skiën?
A
Met ski's van een berg met sneeuw af glijden.
B
Met ski's van een berg met regen af glijden.
C
Met ski's een berg sneeuw op klimmen.
D
Met ski's een berg ijs op klimmen.
Slide 15 - Quiz
Wat is een ander woord voor sommige?
A
een paar, niet alle
B
een kleine hoeveelheid
Slide 16 - Quiz
Maak een zin met het woord
'sommige'
Slide 17 - Open question
More lessons like this
Dag 5
September 2024
- Lesson with
18 slides
NT2
ISK
basiszinnen beoordelen na deel 5
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Hoger onderwijs
WO Dieren
May 2024
- Lesson with
22 slides
WO
Lager onderwijs
De digitale klok
November 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Buitengewoon lager onderwijs
De digitale klok
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Buitengewoon lager onderwijs
29-11-2022
November 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Vocational Education
Feit of mening?
February 2023
- Lesson with
21 slides
NT2
Hoger onderwijs
Feit of mening?
February 2021
- Lesson with
18 slides
NT2
Hoger onderwijs