Les Frans van vrijdag 13 december

Bonjour! Aujourd'hui, c'est:
le 13 décembre: Vendredi VIOLET
1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour! Aujourd'hui, c'est:
le 13 décembre: Vendredi VIOLET

Slide 1 - Slide

Vendredi violet
Aujourd'hui: on fête vendredi violet

Hier een paar weetjes over de stand van zaken rond LHBTIQA+ in Frankrijk.

Slide 2 - Slide

Le mariage homosexuel
Nederland was in 2001 het eerste land ter wereld dat het homohuwelijk toestond. 
In Frankrijk heeft dit langer geduurd en mogen mensen van hetzelfde geslacht trouwen en kinderen adopteren sinds 2013.
2 jaar eerder in 2011 stemde het Franse parlement hier nog op tegen.

Slide 3 - Slide

Les lois trans
In Frankrijk is het mogelijk om je geslacht te veranderen van M naar V en andersom. 
Vroeger werd transseksualiteit als een ziekte gezien, maar in 2009 was Frankrijk het eerste land dat transseksualiteit niet meer als ziekte beschouwde.

Slide 4 - Slide

Les pronoms non-binaires/neutres
Non-binaire personen kunnen in het Frans uit verschillende aanspreekvormen kiezen. 
Veel non-binaire personen willen aangesproken worden met iel of yel: een combinatie van de woorden il (hij) en elle (zij)
Mensen die zich niet als man en niet als vrouw identificeren kunnen er ook voor kiezen om te willen worden aangesproken met ul, ol, ael, im, em, ille of el. 


Slide 5 - Slide

Het Bijvoeglijk Naamwoord
Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?
Herhaling!

Slide 6 - Slide

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 7 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord

Slide 8 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Slide

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Basisvorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Slide

Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
e
Meervoud
s
es
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
grand
grande
Meervoud
grands
grandes

Slide 11 - Drag question

Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud

Slide 12 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites

Slide 14 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 15 - Quiz

La voiture est .........

A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand

Slide 16 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 17 - Quiz

M ENKV
M MV
VR ENKV
VR MV
GOED
BON
BONS
BONNE
BONNES
MOOI
BEAU
BEAUX
BELLE
BELLES
NIEUW
NOUVEAU
NOUVEAUX
NOUVELLE
NOUVELLES
OUD
VIEUX
VIEUX
VIEILLE
VIEILLES
BON, BEAU, NOUVEAU, VIEUX
Leer deze uit je hoofd!

Slide 18 - Slide

La dame est ..........
A
vieux
B
vieu
C
vieille
D
vieilles

Slide 19 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

J'ai eu une _____________ [bon] note pour la dictée d'anglais. [goed]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ [beau]maison .

Slide 21 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _______ [grand] maison .
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
C'est une matière _____________ [facile] ?
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Slide

Wat is meestal de plaats van het bijvoeglijk naamwoord?
A
voor
B
achter

Slide 25 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans is ACHTER het zelfstandig naamwoord behalve bij de woorden hieronder:
BON - BEAU - JOLI 
- GRAND - LONG - PETIT  - 
JEUNE - VIEUX -  NOUVEAU - 
MAUVAIS - MECHANT -HAUT - 
rangtelwoorden
En ook de vrouwelijke en meervoudsvormen van bovenstaande bijvoeglijke naamwoorden.




Slide 26 - Slide

GRAND en PETIT zijn de enige bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.
A
B

Slide 27 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une fille (grande)
A
voor
B
achter

Slide 28 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un ami (nouvel)
A
voor
B
achter

Slide 29 - Quiz

Let op:
Kleuren komen altijd 
 ACHTER 
het zelfstandig naamwoord!

Slide 30 - Slide

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 31 - Drag question

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un .......... pantalon ............. (bleu)
A
voor
B
achter

Slide 32 - Quiz

Hij heeft blauwe ogen
A
Il a les yeux verts.
B
Il a les yeux bleus.
C
Il a les yeux bleu.
D
Il a les cheveux bleus.

Slide 33 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
les chats sont gris
B
les chats sont grises
C
les grises chats
D
les gris chats

Slide 34 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures vertes.
B
Elle porte les chaussures vert.

Slide 35 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?
A
Il porte une chemise gris.
B
Il porte une chemise grisse.
C
Il porte une chemise grise.
D
Il porte une chemise griss

Slide 36 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?
A
Il porte une jupe rougee.
B
Il porte une jupe rouge.
C
Il porte une jupe rouges.
D
Il porte une jupe roug.

Slide 37 - Quiz

Les chats sont ...

Slide 38 - Open question

La voiture est ...

Slide 39 - Open question

La maison est ...

Slide 40 - Open question

Devoirs
1. Correction des devoirs
16, 17 et 18, page 70
Lezen: Kerstverhaal pagina 162-164 en maken 32
Meer uitdaging: maak 18, 19, 20, 22 pagina 152-155
Moeilijk? Maak ook: 11 op pagina 145
blz. 84: Maken 30 C en D en blz. 85 31a,b,c,d

Slide 41 - Slide