passé composé & faire

Passé composé
Herhaling & aanvulling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Passé composé
Herhaling & aanvulling

Slide 1 - Slide

passé composé
Hoe zat het ook alweer?

Slide 2 - Mind map

 AVOIR
      = hebben
as
a
ont
ai
J'
Tu
il/ elle/ on
ils/ elles

Slide 3 - Drag question

Stap 1: avoir
Het hulpwerkwoord in de passé composé is avoir. Dit rijtje moet je dus weer goed uit je hoofd leren:

j'
ai
tu
as
il / elle / on
a
nous
avons
vous
avez
ils / elles
ont

Slide 4 - Slide

Stap 2:
Bij werkwoorden op -er: Haal de laatste "r" van het werkwoord af en plaats een accent op de "e"
manger --> mangé
parler --> parlé

Slide 5 - Slide

Stap 3: controleren
Als het goed is heb je nu: een vorm van avoir + het voltooid deelwoord
Bijvoorbeeld: 
J'ai parlé  = ik heb gepraat
il a mangé = hij heeft gegeven 

Slide 6 - Slide

Let op: uitzondering faire!
Bij het werkwoord faire volg je stap 1 wel, maaaaaaar....

Bij stap 2 is het volgende woord het voltooid deelwoord: fait
Bijvoorbeeld: 
- j'ai fait        -  nous avons fait
- tu as fait    - vous avez fait
 - il a fait       - ils ont fait

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Zet in de goede vorm:
On (passé composé, passer) __________
A
a passer
B
as passé
C
ont passer
D
a passé

Slide 9 - Quiz

Je/j' (écouter) in de passé composé:
A
ai écouté
B
a écouté
C
suis écouté
D
e écouté

Slide 10 - Quiz

Ils ont regarde le film.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Nous avons chanté
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

J'ai parlé.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Faire (doen/maken)p 123

Slide 15 - Slide

Jij doet
A
tu fas
B
tu fais
C
tu vas
D
il fait

Slide 16 - Quiz

Wat is de voltooideelwoord van faire?
A
fais
B
va
C
fait
D
faites

Slide 17 - Quiz