Werkwoordspelling les 8: Regels werkwoordsvormen

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 8: 
Regels van de werkwoordsvormen

HAVO 1 P1 2019-2020
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 8: 
Regels van de werkwoordsvormen

HAVO 1 P1 2019-2020

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...


... hoe je het onvoltooid deelwoord vervoegt.

... hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord vervoegt.

... hoe je stap voor stap de werkwoordsvorm benoemt, waarin een werkwoord in de zin staat.






Slide 2 - Slide

Voordat we verder gaan ...
... herhalen we de regels die horen bij de verschillende werkwoordsvormen.
Waarom? Als je de regels kent, kun je deze toepassen en tot de juiste spelling komen!
  • Log in bij LessonUp.
  • Beantwoord vraag 1 t/m 15 individueel.
  • Je krijgt hiervoor 10 minuten.
  • Je kunt de antwoorden niet zelf controleren.
  • Als de tijd voorbij is, bespreken we de antwoorden.
timer
10:00

Slide 3 - Slide


1. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (ik-vorm/ik-vorm+t)?

Slide 4 - Open question

Let op!
2. Als 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 5 - Open question

Let op!
3. Als 'je moeder' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 6 - Open question


4. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Slide 7 - Open question

Let op!
5. Wanneer schrijf je bij de persoonsvorm (v.t.) ook een -n (achter -de of -te)?

Slide 8 - Open question


6. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Slide 9 - Open question


7. Welke regel gebruik je bij het onvoltooid deelwoord?

Slide 10 - Open question


8. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op een -d of -t?

Slide 11 - Open question


9. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op -en?

Slide 12 - Open question


10. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open question

Let op!
11. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met dubbel -d of dubbel -t?

Slide 14 - Open question

Let op!
12. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met -en?

Slide 15 - Open question


13. Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 16 - Open question


14. Hoe vind je het onderwerp?

Slide 17 - Open question

15. Welke stappen volg je als je de vorm waarin een werkwoord in de zin staat moet benoemen?

Slide 18 - Open question

Conclusie:
In hoeverre ken je de regels? Wat ga je doen om de regels te leren kennen?

Slide 19 - Open question

Klaar?
Ben je klaar en is de tijd nog niet voorbij? Maak dan de opdrachten op de volgende slides.

Benoem de werkwoordsvorm. Kies uit de vormen die je tot nu toe hebt geleerd:

  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • onvoltooid deelwoord (odw)
  • voltooid deelwoord (vdw)
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 20 - Slide

Benoem de werkwoordsvorm.

1. Mijn vader VINDT het maar niks.

Slide 21 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

2. Mijn vader VOND het maar niks.

Slide 22 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

3. Mijn vader heeft een horloge GEVONDEN.

Slide 23 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

4.HOPEND op een goede afloop, keken zij naar de film.

Slide 24 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

5. Het GESTOLEN horloge is weer terecht.

Slide 25 - Open question