werkwoordspelling les 8: Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling (herhaling)

WERKWOORDSPELLING
LES 8: Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling (herhaling)
Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
LES 8: Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling (herhaling)
Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...


... hoe je het onvoltooid deelwoord vervoegt.

... hoe je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord vervoegt.

... hoe je stap voor stap de werkwoordsvorm benoemt, waarin een werkwoord in de zin staat.






Slide 2 - Slide

Voordat we verder gaan ...
... herhalen we de regels die horen bij de verschillende werkwoordsvormen.
Waarom? Als je de regels kent, kun je deze toepassen en tot de juiste spelling komen!
  • Ga naar lessonup werkwoordspelling les 8.
  • Beantwoord vraag 1 t/m 15 individueel.
  • Je krijgt hiervoor 10 minuten.
  • Je kunt de antwoorden niet zelf controleren.
  • Als de tijd voorbij is, bespreken we de antwoorden.
timer
10:00

Slide 3 - Slide


1. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (ik-vorm/ik-vorm+t)?

Slide 4 - Open question

Let op!
2. Als 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 5 - Open question

Let op!
3. Als 'je moeder' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 6 - Open question


4. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Slide 7 - Open question

Let op!
5. Wanneer schrijf je bij de persoonsvorm (v.t.) ook een -n (achter -de of -te)?

Slide 8 - Open question


6. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Slide 9 - Open question


7. Welke regel gebruik je bij het onvoltooid deelwoord?

Slide 10 - Open question


8. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op een -d of -t?

Slide 11 - Open question


9. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op -en?

Slide 12 - Open question


10. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open question

Let op!
11. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met dubbel -d of dubbel -t?

Slide 14 - Open question

Let op!
12. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met -en?

Slide 15 - Open question


13. Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 16 - Open question


14. Hoe vind je het onderwerp?

Slide 17 - Open question

15. Welke stappen volg je als je de vorm waarin een werkwoord in de zin staat moet benoemen?

Slide 18 - Open question

Conclusie:
In hoeverre ken je de regels? Wat ga je doen om de regels te leren kennen?

Slide 19 - Open question

Klaar?
Ben je klaar en is de tijd nog niet voorbij? Maak dan de opdrachten op de volgende slides.

Benoem de werkwoordsvorm. Kies uit de vormen die je tot nu toe hebt geleerd:

  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • onvoltooid deelwoord (odw)
  • voltooid deelwoord (vdw)
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 20 - Slide

Benoem de werkwoordsvorm.

1. Mijn vader VINDT het maar niks.

Slide 21 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

2. Mijn vader VOND het maar niks.

Slide 22 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

3. Mijn vader heeft een horloge GEVONDEN.

Slide 23 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

4.HOPEND op een goede afloop, keken zij naar de film.

Slide 24 - Open question

Benoem de werkwoordsvorm.

5. Het GESTOLEN horloge is weer terecht.

Slide 25 - Open question

Eerder heb je geleerd...
... waarom je werkwoordspelling leert. 

We concludeerden toen dat de spellingingcontrole niet alle fouten uit je teksten haalt. Nou en? Waarom zou dat moeten? Waarom zouden al je teksten zo min mogelijk spelfouten moeten bevatten?

Het antwoord op deze vraag, geef je zelf aan het einde van deze les.

Slide 26 - Slide

Taalverzorging = belangrijk!

Taalverzorging (spelling, grammatica en interpunctie) is belangrijk. Niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken. En eigenlijk gaat het nog verder. Taalverzorging is niet alleen belangrijk op school, maar ook daar buiten. Taal is belangrijk bij (bijna) alles wat je doet. 

Waarom?

Slide 27 - Slide

Fouten in verschillende tekstsoorten

1.  appje naar een klasgenoot
2. persoonlijke aantekeningen van een les
3. boodschappenlijstje
4. sollicitatiebrief 
5. mail aan je docent
6. schrijfopdracht voor Nederlands
7. bericht op Instagram
8. schrijfopfdracht voor biologie
9. appje naar je ouders


Slide 28 - Slide

Fouten maken mag absoluut (niet)!
Onderstaande opdracht maak je op slide 30
Je gebruikt voor deze opdacht de tekstsoorten op slide 28.

  • Maak een volgorde (1 t/m 9) van ‘fouten maken mag absoluut niet’ naar   ‘fouten maken mag’
  • Op 1 staat de tekstsoort waarin absoluut geen fouten mogen worden gemaakt. 
  • Op 10 staat de tekstsoort waarin het het minst erg is als er fouten in worden gemaakt. 
  • Daartussen staan de andere tekstsoorten op volgorde.

Je krijgt hiervoor 5 minuten.
timer
5:00

Slide 29 - Slide

Gebruik de tekstsoorten op slide 28.

Maak een volgorde (1 t/m 9) van ‘fouten maken mag absoluut niet’ naar ‘fouten maken mag’.

Slide 30 - Open question

Klaar?
Ben je eerder klaar?

Maak dan alvast een begin aan de volgende opdrachten op slide 32 t/m 40.

Je kunt de antwoorden niet zelf controleren. 

We bespreken ze in de klas. 


Slide 31 - Slide

1. Stel je voor: Je leest een nieuwsbericht in de krant. Dit bericht zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 32 - Open question

2. Stel je voor: Je leest een artikel in het tijdschrift van Freek Vonk. Dit artikel zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 33 - Open question

3. Stel je voor: Je krijgt een appje van de mini-mentoren. Dit appje zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 34 - Open question

4. Stel je voor: Je ouders krijgen een mail van mevrouw De Blocq. Deze mail zit vol spelfouten.

Wat vinden zij hiervan? Wat denken zij hierover? Wat voelen zij hierbij?

Slide 35 - Open question

5. Stel je voor: Meneer de Boer krijgt een mail van jou. Deze mail zit vol spelfouten.

Wat vind jij hiervan? Wat denk jij hierover? Wat voel jij hierbij?

Slide 36 - Open question

6. Stel je voor: In een wiskunde-opdracht, gemaakt door de docent zelf, staan een heleboel spelfouten.

Wat vind jij hiervan? Wat denk jij hierover? Wat voel jij hierbij?

Slide 37 - Open question

7. Stel je voor: Je schrijft een sollicitatiebrief aan een bedrijf, waar je heel graag wil werken. Hierin staan een heleboel spelfouten.

Wat vindt degene die bepaalt of je wordt aangenomen hiervan? Wat denkt hij hierover? Wat voelt hij hierbij?

Slide 38 - Open question

Conclusie:
1. Waarom leren we spelling? Waarom is het belangrijk om je taal te verzorgen?

Slide 39 - Open question

Conclusie:
2. Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat je taal optimaal is verzorgd? (Ook als je taal lastig vindt.)

Slide 40 - Open question