Klas 4 - 03-09-20

Schreiben
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schreiben

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
  • Rückblick: gestern
  • Die Lernziele dieser Stunde
  • Fragen zu den Lernzielen
  • Erklärung: "rangtelwoorden"
  • Instruktion: Schritt 6
  • Arbeiten an Schritt 6
  • Lernziele kontrollieren & Abschluss der Stunde

Slide 2 - Slide

Die Lernziele dieser Stunde

  • Je kunt (persoonlijke) gegevens verstrekken; (A2)
  • Je kent de afkortingen voor "der-die-das" die in het woordenboek staan;
  • Je kent de lidwoorden "der-die-das" en "ein-eine";
  • Je kent de rangtelwoorden in het Duits.

Slide 3 - Slide

der-die-das?
... Welt (f)
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

der-die-das?
... Frage (w)
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

der-die-das?
... Männer <pl>
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

der-die-das?
... Geschlecht (n)
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

richtig oder falsch?
Voor mannelijke woorden schrijf je het lidwoord "der"
A
richtig
B
falsch

Slide 8 - Quiz

richtig oder falsch?
Voor vrouwelijke woorden schrijf je het lidwoord "das"
A
richtig
B
falsch

Slide 9 - Quiz

richtig oder falsch?
Voor vrouwelijke en onzijdige woorden schrijf je "eine"
A
richtig
B
falsch

Slide 10 - Quiz

richtig oder falsch?
In het meervoud heb je ook het lidwoord "ein" of "eine"
A
richtig
B
falsch

Slide 11 - Quiz

Erklärung: rangtelwoorden
Buch, Seite 235

Slide 12 - Slide

Instruktion: Schritt 6
Was?                 Aufgabe 4, 7, 10, 12
Wie?                  Selbständig
Hilfe?                Buch, Nachbar(in), Lehrerin
Zeit?                 20 Minuten
Fertig?             Korrigieren: 4, 7, 10 und 12
Dann fertig?  ZDF.de (zelf iets kiezen om te kijken)

Slide 13 - Slide

Die Lernziele kontrollieren

  • Je kunt (persoonlijke) gegevens verstrekken; (A2)
  • Je kent de afkortingen voor "der-die-das" die in het woordenboek staan;
  • Je kent de lidwoorden "der-die-das" en "ein-eine";
  • Je kent de rangtelwoorden in het Duits.

Slide 14 - Slide

m
v, f, w
o, n, s
mv, pl, mz
der
die
das
die (mv)

Slide 15 - Drag question

eerste
A
erste
B
eerste

Slide 16 - Quiz

derde
A
dreite
B
dritte

Slide 17 - Quiz

zevende
A
siebte
B
siebente

Slide 18 - Quiz

achtste
A
achte
B
achtste

Slide 19 - Quiz

zesde
A
sechste
B
sechte

Slide 20 - Quiz

zestiende
A
sechzehnte
B
sechszehnte

Slide 21 - Quiz

twintigste
A
zwanzigte
B
zwanzigste

Slide 22 - Quiz

richtig oder falsch?
Je kunt de rangtelwoorden ook afkorten. "dritte" is dan bijv. "3."
A
richtig
B
falsch

Slide 23 - Quiz

Auf Wiedersehen

Slide 24 - Slide