Struggle for life: dagelijkse strijd tussen organismen voor voorzieningen.
Variatie: er zijn verschillen door mutaties binnen een soort.
Selectiedruk: de omgeving oefent een druk uit op de populatie die de overlevingskansen en voortplantingskansen van de individuen bepaald.
Survival of the fittest: De individuen met eigenschappen die gunstig zijn bij de selectiedruk hebben de grootste overlevingskans en krijgen dus meer nakomelingen. Hun eigenschappen worden doorgegeven aan de nakomelingen waardoor deze eigenschappen dus meer voorkomen in de volgende generatie.